Schorsing natuurvergunningen vanwege PAS

natuurvergunningen

Afgelopen vrijdag heeft de voorzieningenrechter van de Raad van State twee natuurvergunningen die op basis van het Programma Aanpak Stikstof (hierna: ‘PAS’) zijn verleend, geschorst. Deze natuurvergunningen gingen over de uitbreiding van de veestapel van twee veehouderijbedrijven.

De Raad van State heeft in mei vorig jaar in twee tussenuitspraken prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie over de Europeesrechtelijke houdbaarheid van het PAS. Hierbij staat de vraag centraal of het PAS in overeenstemming is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. In deze tussenuitspraken heeft de Raad van State de verantwoordelijke ministers daarnaast de opdracht gegeven om keuzes, aannames en gegevens die ten grondslag liggen aan de passende beoordeling bij het PAS nader te onderbouwen.

Hoewel de Raad van State dus heeft geoordeeld dat het PAS moet worden verbeterd/aangevuld, heeft zij destijds besloten om in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie geen natuurvergunningen die op basis van het PAS zijn verleend, te schorsen. De eerste PAS-periode heeft een looptijd van zes jaar (2015-2021). Daarin is een buffer ingebouwd door een deel van de uit te geven stikstofruimte te reserveren voor de eerste helft van die zes jaar (60%), en een deel voor de tweede helft daarvan (40%). De verwachting van de Raad van State was dat de uitgifte van 60% van de stikstofruimte tot 1 juli 2018 geen onomkeerbare gevolgen voor de natuur zou hebben en dat het PAS verbeterd en aangevuld zou zijn, voordat de buffer van 40% zou worden uitgegeven.

Uit de uitspraak van afgelopen vrijdag blijkt echter dat op bepaalde hexagonen (hectare stikstofgevoelig leefgebied of stikstofgevoelig habitat) in een aantal Natura 2000-gebieden al meer dan 60% van die stikstofruimte is uitgegeven. De buffer van 40% is op die plaatsen niet of niet meer volledig aanwezig. De verantwoordelijke ministers hebben het PAS nog niet verbeterd en aangevuld. Zolang dat niet is gebeurd, kan volgens de voorzieningenrechter niet worden uitgesloten dat de toename van stikstofdepositie op die plaatsen nadelige of onomkeerbare gevolgen voor de natuurwaarden zal hebben.

Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om in bepaalde situaties een voorlopige voorziening te treffen, met het doel dat wordt voorkomen dat de stikstofdepositie op de hexagonen waar nu meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is uitgegeven, kan toenemen. De voorzieningenrechter schetst in de uitspraak het kader dat wordt gebruikt om een schorsingsverzoek te beoordelen. Dit kader zal ook worden gebruikt bij toekomstige verzoeken om een natuurvergunning die met toepassing van het PAS is verleend, te schorsen.

Juridisch kader schorsingsverzoeken

Een voorlopige voorziening is aangewezen ten aanzien van:

– vergunningen waarin ontwikkelingsruimte is toegedeeld voor een activiteit die leidt tot een toename van depositie op een hexagoon waarvoor meer dan 60% van de beschikbare ontwikkelingsruimte is uitgegeven, en waarbij de vergunde activiteit nog niet of niet volledig is gerealiseerd (d.w.z. de depositie die veroorzaakt kan worden door de vergunde activiteit vindt nog niet of niet volledig plaats).

Er bestaat volgens de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van vergunningen:

a)    waarin ontwikkelingsruimte is toegedeeld voor een activiteit die leidt tot een toename van depositie op een hexagoon waarvoor meer dan 60% van de beschikbare ontwikkelingsruimte is uitgegeven en de activiteit geheel is gerealiseerd (d.w.z. de depositie die veroorzaakt kan worden door de vergunde activiteit vindt volledig plaats).

b)    waarin ontwikkelingsruimte is toegedeeld voor een activiteit die een toename van depositie veroorzaakt op uitsluitend hexagonen waarvoor niet meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is uitgegeven.

c)    die zonder toedeling van ontwikkelingsruimte zijn verleend.

Toekomstige vergunningen

Deze uitspraak kan ook gevolgen hebben voor toekomstige natuurvergunningen. Uit het systeem van het PAS volgt dat na 1 juli 2018 vergunningen kunnen worden verleend waarin ontwikkelingsruimte uit de buffer van 40% wordt toebedeeld. Zolang de verantwoordelijke ministers het PAS niet verbeteren en aanvullen, zullen naar verwachting ook toekomstige schorsingsverzoeken worden beoordeeld aan de hand van de bovenstaande voorwaarden.

Hoe verder?

De voorzieningenrechter acht niet uitgesloten dat de natuurorganisaties overwegen ook in andere aanhangige Nbw-vergunningzaken een verzoek om voorlopige voorziening in zullen dienen. Deze zaken worden op dit moment in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie aangehouden. De voorzieningenrechter geeft aan dat het bevoegd gezag na een daartoe strekkend verzoek binnen een redelijke termijn (in de regel twee weken) gegevens dient te verstrekken die nodig zijn bij het maken van een afweging of in een concreet geval een voorlopige voorziening zal worden gevraagd. Het gaat hier om een berekening waaruit volgt of de betrokken vergunning tot een toename van depositie leidt op een hexagoon waarvoor meer dan 60% van de beschikbare ontwikkelingsruimte is uitgegeven en in het geval dat zo is, om de informatie in hoeverre de vergunde activiteit is gerealiseerd. De uitspraak is in die zin erg praktische ingestoken.

De betekenis van deze uitspraak hangt sterkt af van de feiten en omstandigheden in een concreet geval. Mocht je vragen hebben, neem dan gerust contact met mij op.