• Home |
  • Kennis |
  • Wijziging Brabantse IOV: meer keuze om te voldoen aan de emissie-eisen

Wijziging Brabantse IOV: meer keuze om te voldoen aan de emissie-eisen

IOV

De gewijzigde Interim omgevingsverordening (IOV) van de provincie Noord-Brabant is inmiddels in werking getreden. In de eerste blog uit de blogsreeks besprak ik de verschuiving van de uiterste datum voor het aanpassen van verouderde huisvestingssystemen.

Een verouderd huisvestingssysteem is – kort gezegd – een systeem dat niet voldoet aan de emissie-eisen van de IOV en daarnaast (afhankelijk van de diercategorie) ouder is dan 15 of 20 jaar. Ik gaf aan dat de uiterste datum voor het aanpassen van een verouderd huisvestingsystemen voor alle diercategorieën is verschoven naar 1 januari 2024.

Met de wijziging van de IOV heeft de provincie naast meer tijd ook meer keuzemogelijkheden willen bieden om te voldoen aan de emissie-eisen van de IOV. In deze blog sta ik stil bij de wijze waarop de provincie dit heeft willen bewerkstelligen.

Intern salderen op bedrijfslocatieniveau

Tot voor kort golden de emissie-eisen van de IOV op dierplaatsniveau. Dat hield in dat elk huisvestingssysteem individueel aan de gestelde emissie-eisen moest voldoen.

Voortaan is ook intern salderen toegestaan. Daaronder wordt begrepen het binnen de eigen locatie compenseren van stikstofemissie. Een verouderd huisvestingssysteem met een hogere emissie wordt gecompenseerd door een ander huisvestingssysteem met een lagere emissie, zodat per saldo wordt voldaan aan de emissie-eisen.

Daarbij moet worden benadrukt dat intern salderen uitsluitend is toegestaan op bedrijfslocatieniveau. Dat betekent dat het niet mogelijk is om binnen één bedrijf tussen verschillende locaties te salderen.

Gelet op het voorgaande hebben veehouders met verouderde huisvestingssystemen de keuze om:

  1. vanaf 1 januari 2024 op bedrijfslocatieniveau te voldoen aan de emissie-eisen van de IOV, of;
  2. vanaf 1 januari 2024 daaraan op dierplaatsniveau te voldoen.

Verder is relevant dat de emissie-eisen van de IOV periodiek worden aangescherpt (zie daarover mijn vorige blog). Hiermee moet rekening worden gehouden bij de keuze om op bedrijfslocatieniveau te voldoen aan de gestelde emissie-eisen. Wanneer de emissie-eisen op termijn strenger worden, is het de verantwoordelijkheid van de veehouderij om gemiddeld op bedrijfslocatieniveau daaraan te blijven voldoen. De veehouder heeft daarmee niet de garantie meerdere jaren gevrijwaard te blijven van het doen van aanpassingen aan zijn huisvestingsystemen.

Bij de keuze om op dierplaatsniveau te voldoen aan de emissie-eisen is die garantie er wel, omdat een bestaand huisvestingssysteem in dat geval pas na 15 of 20 jaar dient te voldoen aan de nadien aangescherpte emissie-eisen.

Bij het oprichten, uitbreiden of renoveren van een stal moet een in gebruik te nemen huisvestingsysteem overigens direct voldoen aan de emissie-eisen die op dat moment gelden. In dergelijke gevallen vindt de beoordeling uitsluitend plaats op dierplaatsniveau.

Voer- en managementmaatregelen

Volgens de provincie kunnen voer- en managementmaatregelen in potentie een grote bijdrage leveren aan het reduceren van de emissie uit de veehouderij. Daarnaast zouden deze maatregelen bij het bewerkstelligen van een reductie de veehouder meer keuzevrijheid kunnen bieden. Daarom is het in de IOV ook mogelijk gemaakt om in het kader van de emissie-eisen rekening te houden met voer en managementmaatregelen.

Voor de maatregelen die aanmerking komen en het te hanteren reductiepercentage sluit de provincie aan bij bijlage 2 en 3 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Bij toepassing van maatregelen uit bijlage 2 van de RaV wordt de emissiefactor verlaagd met het bij die maatregel vermelde reductiepercentage. Indien meer dan één maatregel wordt toegepast, wordt de emissiefactor verlaagd overeenkomstig bijlage 3 van de Rav. De emissiereductiewinst die met het toepassen van voer- en managementmaatregelen wordt behaald, kan in mindering worden gebracht op de emissiewaarden die behoren bij een huisvestingsysteem. Dat biedt de mogelijkheid om onafhankelijk van de aanpassing van een huisvestingsysteem te voldoen aan de emissie-eisen van de IOV.

Bovendien is in aanvulling op de maatregelen uit de Rav de mogelijkheid geboden om ruimere weidegang (van méér dan 720 uur) in te zetten als een emissiereducerende maatregel. Indien aantoonbaar ruimere weidegang wordt toegepast mag een extra reductie worden bepaald volgens de vergelijking: Emissiereductie (%) = 2,61 x (aantal weide-uren per dag) x (aantal weidedagen)/365.

Conclusie

De gewijzigde IOV biedt door de introductie van de mogelijkheid van intern salderen en de toevoeging van voer- en managementmaatregelen meer keuze om te kunnen voldoen aan de emissie-eisen van de IOV. Bij de keuze om intern te salderen moet in ieder geval rekening worden gehouden met het feit dat de emissie-eisen van de IOV op termijn strenger worden en dat de veehouder gehouden is om gemiddeld op bedrijfslocatieniveau te blijven voldoen aan de eisen.

Heb je vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op met mij of een onze andere experts op het gebied van agrarisch recht.