• Home |
  • Kennis |
  • Tegenstrijdig belang: wat kan en mag men opnemen in de statuten?

Tegenstrijdig belang: wat kan en mag men opnemen in de statuten?

Statuten

Sinds de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen geldt voor Nederlandse rechtspersonen veelal een wettelijke tegenstrijdig belangregeling ten aanzien van bestuurders of commissarissen. Het is die rechtspersonen in beginsel toegestaan om aan deze wettelijke tegenstrijdig belang-regeling nader invulling te geven in de statuten.

In deze blog zal ik nader ingaan op wat de rechtspersonen ten aanzien van een tegenstrijdig belang mogen opnemen in de statuten en waarom dit wel of niet wenselijk is.

Kan het tegenstrijdig belang worden verduidelijkt in de statuten?

In mijn eerdere blogreeks over de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen schreef ik in het tweede deel al kort over wat moet worden verstaan onder een tegenstrijdig belang. Voor dit begrip moet immers worden teruggevallen op de rechtspraak. Het tegenstrijdig belang wordt in de wet namelijk niet nader uitgewerkt.

Let op: in mijn uitleg wordt de term ‘bestuurder’ ook toegepast bij uitspraken die gelden voor een commissaris.

In het Bruil-arrest is omschreven dat er sprake is van een tegenstrijdig belang als de bestuurder niet in staat wordt geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming op een integere en onbevooroordeelde manier te bewaken. Dit kan komen door de aanwezigheid van een persoonlijk belang. Of door betrokkenheid bij een ander met dat van de rechtspersoon niet parallel lopend belang.

Een bestuurder moet zich vervolgens onthouden van de besluitvorming. De maatstaf zoals neergelegd in het Bruil-arrest biedt handvatten voor de rechter om achteraf te toetsen of sprake was van een tegenstrijdig belang van een bestuurder. Een bestuurder zou er baat bij hebben om vooraf (zoveel mogelijk) te kunnen bepalen of wel of niet sprake is van een tegenstrijdig belang. Als hiervan sprake is, dan zou hij/zij zich moeten onthouden van de besluitvorming, bijvoorbeeld door middel van een bepaling in de statuten. De vraag rijst of deze maatstaf van de Hoge Raad kan en mag worden verduidelijkt in de statuten. En zo ja, hoe dat het beste zou kunnen worden vormgegeven.

Statuten dienen als duidelijkere richtlijn

Doorgaans wordt in de statuten de tekst uit de wet of de tekst uit het Bruil-arrest overgenomen. Zoals hiervoor beschreven, is dat voor een toetsing achteraf (door de rechter) en niet voor een toetsing vooraf (door de bestuurder). Het is echter mogelijk om een tegenstrijdig belang in de statuten uit te werken en het bestuur daarmee een duidelijkere richtlijn te geven. Deze statutaire bepaling moet in lijn zijn met de wet en mag niet beperkender zijn dan de maatstaf van het Bruil-arrest. Er moet ruimte blijven voor een toetsing door de rechter achteraf. Daarbij moet worden opgemerkt dat de wettelijke regeling blijft gelden, ongeacht hetgeen in de statuten is bepaald.

Voorbeeld van een bepaling in de statuten

Voor de stichting kan bijvoorbeeld de volgende statutaire bepaling worden opgenomen (zie Dorresteijn in WPNR 2021/152, nummer 7346):

[quote]

  • 1. Gezien het uit de doelomschrijving in artikel X van deze statuten blijkende belang van de stichting en haar organisatie neemt een lid van de raad van bestuur niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming over een transactie of een andere rechtshandeling van de stichting welke niet onder normale marktvoorwaarden plaatsvindt:
  • 1.1 met of ten aanzien van het desbetreffende lid van de raad van bestuur anders dan in zijn of haar hoedanigheid van lid van een orgaan van de stichting;
  • 1.2 met of ten aanzien van de echtgenoot, een pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad van het desbetreffende lid van de raad van bestuur;
  • 1.3 met of ten aanzien van een vennootschap waarvan het desbetreffende lid van de raad van bestuur, zijn of haar echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad aandeelhouder of vennoot is;
  • 1.4 met of ten aanzien van een rechtspersoon waarvan het desbetreffende lid van de raad van bestuur, zijn of haar echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad schuldeiser of anderszins financieel belanghebbende is;
  • 1.5 waarbij het desbetreffende lid van de raad van bestuur anderszins een belang heeft dat tegenstrijdig is aan het belang van de stichting en haar organisatie; 
  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de raad van commissarissen met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval tot het oordeel komt dat geen sprake is van zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of de desbetreffende bestuurder zich bij zijn handelen uitsluitend zal laten leiden door het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.” [/quote]

Concrete handvatten

Het bovenstaande geeft een idee van hoe een statutaire bepaling – in dit geval voor een stichting – eruit kan zien. Het voorbeeld geeft invulling aan de situatie waarin een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming. De denkbare gevallen/situaties waarin een bestuurder in ieder geval niet mag deelnemen, worden opgesomd.

Dit geeft aan de bestuurder concrete handvatten en voorbeelden van gevallen waarin sprake kan zijn van een tegenstrijdig belang. Daarnaast wordt verduidelijkt hoe in zulke gevallen moet worden gehandeld. Het is logischerwijs ook mogelijk om deze bepaling zo vorm te geven dat deze past bij de desbetreffende rechtspersoon en (eventueel) de daaraan verbonden onderneming. Uiteraard kan iets soortgelijks worden opgenomen voor andere rechtspersonen, zoals de BV en de vereniging.

Conclusie: de invulling van het tegenstrijdig belang

Door middel van het opnemen van een statutaire bepaling in het kader van tegenstrijdig belang kunnen er vooraf handvatten geboden aan de bestuurder en wordt invulling gegeven aan het begrip ‘tegenstrijdig belang’. Hiermee kan de bestuurder beter bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een tegenstrijdig belang en of hij/zij zich moet onthouden van de besluitvorming binnen de rechtspersoon.

Er moet wel altijd ruimte worden geboden voor een rechterlijke toetsing achteraf. Echter, kan door zo’n statutaire bepaling de wenselijke ‘maatstaf’ worden geboden waar in de meeste gevallen vraag naar is. Hiermee wordt naar alle waarschijnlijkheid de kans op een rechterlijke toetsing achteraf verminderd.

Vragen?

Heb je vragen over het tegenstrijdig belang? Neem dan contact op met een van onze andere experts op het gebied van het ondernemingsrecht.