• Home |
  • Kennis |
  • Aangenomen amendementen over voorkeursrecht gemeenten

Aangenomen amendementen over voorkeursrecht gemeenten

Aangenomen amendementen

Tijdens de stemming in de Tweede Kamer op 16 oktober 2019 over de Aanvullingswet grondeigendom zijn enkele amendementen aangenomen. Deze brengen onder meer wijzigingen met zich voor een onder de toekomstige wet gevestigd voorkeursrecht. In deze blog bespreken we deze wijzigingen.

Repeteerverbod: termijn opnieuw vestigen voorkeursrecht blijft hetzelfde

De termijn waarbinnen niet opnieuw een voorkeursrecht kan worden gevestigd is op grond van de huidige wet twee jaar (artikel 9c Wet voorkeursrecht gemeenten). Op grond van de Aanvullingswet grondeigendom zou deze termijn worden verlengd naar drie jaar.

Deze termijn is naar aanleiding van een ingediend amendement teruggebracht naar twee jaar.

Met het amendement is gepleit voor het handhaven van de termijn van twee jaar, omdat deze wijziging niet wordt gemotiveerd en omdat niet blijkt dat deze termijn te kort is. Het aannemen van dit amendement betekent dus dat de termijn van het repeteer- of herhalingsverbod uit de huidige Wet voorkeursrecht gemeenten in de toekomst gelijk blijft.

Vervaltermijn voorkeursrecht: vijf jaar met vijf jaar verlenging

In de huidige Wet voorkeursrecht gemeenten is in artikel 9 een vervaltermijn van 10 jaar opgenomen. Het voorkeursrecht vervalt op grond hiervan van rechtswege 10 na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of inpassingsplan.

In de Aanvullingswet grondeigendom was eveneens een vervaltermijn van 10 jaar opgenomen voor een voorkeursrecht met als vestigingsgrondslag een omgevingsplan.

In het ingediende amendement wordt erop gewezen dat de vervaltermijn van tien jaar er niet voor zorgt dat de overheid het grondbeleid actief bejegent. Daarom is voorgesteld om een termijn van vijf jaar te hanteren, met de mogelijkheid tot verlenging met nog eens vijf jaar. Op die manier wordt er een natuurlijk moment van heroverweging ingebouwd:

“Een moment van bewustwording welke voorkeursrechten nog gevestigd zijn en een standaard ingebouwd moment om bewust te zijn over de verlenging van de termijn. Heeft de overheid de termijn van in totaal 10 jaar nodig, dan zal dit bij de overweging van het verlengingsbesluit meegenomen worden. Daarmee wordt de intentie van 10 jaar overeind gehouden, maar is er ook een stok achter deur voor overheden om bewustwording te creëren. De eigenaar krijgt een extra instrument om de vestiging van het voorkeursrecht aan te vechten, omdat er na de eerste periode van 5 jaar een nieuw besluit moet worden genomen dat voor bezwaar en beroep open staat. De overheid gaat er niet per se op achteruit, de positie van de eigenaar wordt licht verbeterd en vooral de overweging van actiever grondbeleid wordt hiermee nader ingevuld.”

Dit betekent dat gemeenten in de toekomst een gevestigd voorkeursrecht tijdig opnieuw onder de loep moeten nemen en zo nodig binnen vijf jaar een verlengingsbesluit moeten nemen.

Schrappen uitzondering zelfrealisatie

Verder is interessant dat de nieuwe uitzondering, die erop zag dat het voorkeursrecht niet van toepassing is als een beoogde verkrijger in staat is de gewenste functie te realiseren, naar aanleiding van een aangenomen amendement wordt geschrapt.

Volgens de indiener wordt de gemeente met deze uitzondering een instrument uit handen geslagen om woningbouw te versnellen en op te treden tegen eigenaren die handelen tegen het maatschappelijk belang. De Wet voorkeursrecht gemeenten is immers tot stand gekomen om de gemeente de regie te kunnen laten voeren over gebiedsontwikkelingen en om speculatie te voorkomen.

Een beroep op zelfrealisatie bij het voorkeursrecht leidt tot onzekerheid en kan de gemeentelijke ontwikkelstrategie doorkruisen, aldus de indiener van het amendement. Bovendien zou het, anders dan bij zelfrealisatie bij onteigening, gaan om zelfrealisatie door de toekomstige koper, niet door de eigenaar.

Het voorkeursrecht in relatie tot zelfrealisatie en de combinatie dat verkoop kan plaatsvinden zonder toestemming vooraf, maakt speculatie mogelijk en is zo in strijd met de wet. Ook omdat er straks meer globale omgevingsplannen tot stand zullen komen, zal makkelijker kunnen worden aangetoond dat aan de nieuwe functie wordt voldaan.

Met het aannemen van het amendement is deze nieuwe uitzondering dus geschrapt en is het bij een gevestigd voorkeursrecht niet mogelijk om door middel van zelfrealisatie een uitzondering op het voorkeursrecht te bewerkstelligen.

Tot slot

Met het aannemen van de hierboven genoemde amendementen wordt de positie van gemeenten dus versterkt. De termijn van het repeteerverbod zoals we die nu kennen blijft gehandhaafd op twee jaar in plaats van de eerder voorgestelde drie jaar en zelfrealisatie als uitzondering op het voorkeursrecht wordt ook onder de nieuwe wet niet mogelijk gemaakt. Het wijzigen van de vervaltermijn van 10 naar twee keer vijf jaar is voor de praktijk wel een aandachtspunt.

Vragen?

Heb je vragen over de Aanvullingswet grondeigendom of de Wet voorkeursrecht gemeenten? Neem contact op met Marie-Anna Bullens of Chantal van Mil.