• Home |
  • Kennis |
  • Afdeling bevestigt expliciet nieuwe koers bij beoordeling belanghebbendheid aanvrager omgevingsvergunning bouw

Afdeling bevestigt expliciet nieuwe koers bij beoordeling belanghebbendheid aanvrager omgevingsvergunning bouw

omgevingsvergunning bouw

Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. In haar uitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2717, bevestigt de Afdeling expliciet de nieuwe jurisprudentielijn die zij met haar uitspraken van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2002 en 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1394, heeft ingezet. Uit deze nieuwe jurisprudentielijn volgt dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo) als belanghebbende bij die aanvraag wordt aangemerkt, tenzij aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. De Afdeling verlaat daarmee uitdrukkelijk het criterium dat aannemelijk moet zijn dat het bouwplan nimmerkan worden verwezenlijkt.

Wat was er aan de hand?

In de uitspraak van 15 augustus 2018 staat een verzoek om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van drie balkons aan de achtergevel van een pand centraal. Het pand bestaat uit meerdere appartementen op meerdere verdiepingen. Het bouwplan omvat de bouw van drie balkons bij meerdere appartementen van het pand. De bewoner van de begane grond van het pand (hierna aangeduid als: ‘de omwonende’) vreest dat de balkons zullen leiden tot een vermindering van de lichtinval in zijn woning en de achtergelegen tuin en een aantasting van zijn privacy. Hij betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvrager om omgevingsvergunning geen belanghebbende is bij zijn verzoek om een omgevingsvergunning, omdat hij niet de eigenaar is van een van de appartementen waar een balkon is voorzien. De omwonende wijst er verder op dat tussen de aanvrager en de eigenaren van het appartement geen overleg heeft plaatsgevonden en dat de eigenaren expliciet verklaren dat zij geen toestemming hebben gegeven om het balkon te realiseren en ook niet hebben verzocht om een balkon.

Welk criterium moet worden toegepast?

De Afdeling hanteerde in haar eerdere jurisprudentie (vóór 26 juli 2017) het uitgangspunt dat de aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen belanghebbende is bij een beslissing op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat hij het bouwplan nimmer zal kunnen verwezenlijken (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 28 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK1371, en 17 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:375). In haar latere jurisprudentie hanteerde de Afdeling evenwel een lichtere variant van het criterium, namelijk dat aannemelijk moet zijn dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1394, en van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2002). In de onderhavige uitspraak maakt de Afdeling duidelijk dat (voortaan) het criterium dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, bepalend is voor het antwoord op de vraag of een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen belanghebbende is bij een beslissing op die aanvraag. Hiermee kiest de Afdeling (voortaan) uitdrukkelijk voor de lichtere variant van het criterium. Ik citeer de relevante overweging: “2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2002), wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. Dit is anders indien aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Het criterium is dus niet meer dat aannemelijk moet zijn dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. Dit was nog wel het geval ten tijde van de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:375, waar de rechtbank naar heeft verwezen.” (onderstrepingen mijnerzijds). De omwonende heeft een brief overgelegd van de eigenaren van het appartement, waarin wordt verklaard dat zij nooit hebben verzocht om het realiseren van het balkon en dat zij daarvoor geen toestemming hebben gegeven. Gelet op deze verklaring en in aanmerking genomen dat de aanvrager geen stuk heeft overgelegd waaruit deze toestemming wél volgt, oordeelt de Afdeling dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Dit leidt tot de slotsom dat de aanvrager geen belanghebbende is. Het verzoek om een omgevingsvergunning is daarom geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.

Gevolgen voor de praktijk

De nieuwe jurisprudentielijn van de Afdeling heeft tot gevolg dat de Afdeling – in die gevallen waarin daarover discussie bestaat – strenger zal beoordelen of de aanvrager om een omgevingsvergunning het betrokken bouwplan kan realiseren. Immers, het criterium is niet meer dat aannemelijk moet zijn dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt, maar dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan gerust contact met mij op.