• Home |
  • Kennis |
  • Bestuursrechtelijke rechtspraktijk: twee wetsvoorstellen naar aanleiding van het coronavirus

Bestuursrechtelijke rechtspraktijk: twee wetsvoorstellen naar aanleiding van het coronavirus

coronavirus

De uitbraak van het virus stelt het land voor ongekende uitdagingen. Zo heeft het aanleiding gegeven tot overheidsmaatregelen die in verregaande mate het dagelijks leven hebben beïnvloed. En nog steeds beïnvloeden.

De beperkingen in verband met het coronavirus hebben ook gevolgen voor de rechtspraktijk. Naast de directe bestrijding van het virus zelf, is het van groot belang dat de samenleving ‘normaal’ blijft functioneren. In ieder geval zoveel als mogelijk.

Bestaande wetgeving biedt al veel ruimte voor de continuïteit van het wetgevingsproces, de rechtspraak en het openbaar bestuur. Waar dat echter niet het geval is of dreigt te zijn, zijn nieuwe wettelijke voorzieningen of aanpassingen geboden. Om daarin te voorzien, zijn recentelijk twee voor de bestuursrechtelijke rechtspraktijk relevante wetsvoorstellen ingediend: (1) het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ en (2) het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid’.

In deze blog gaan wij in op beide wetsvoorstellen en stippen wij met name de belangrijkste elementen aan voor de bestuursrechtelijke rechtspraktijk.

1. Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming

In een eerder blog schreven wij al dat de effecten van de aanpak van het coronavirus ook de besluitvorming binnen decentrale overheden raken.

Omdat in de huidige uitzonderlijke situatie fysieke aanwezigheid tijdens vergaderingen slechts (zeer) beperkt mogelijk is, en bovendien onduidelijk is hoelang deze situatie nog gaat duren, is op 31 maart 2020 een wetsvoorstel inzake de tijdelijke digitale beraadslaging en provincies ingediend bij de Tweede Kamer.

In deze wet wordt tijdelijk voorzien in de mogelijkheid om digitaal besluiten te nemen voor de volksvertegenwoordigende organen van decentrale overheden via videoconferencing.

Achtergrond van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel introduceert een tijdelijke maatregel voor zolang gemeenteraden, provinciale staten en algemeen besturen van waterschappen geheel niet of niet op een goede manier fysiek bijeen kunnen komen.

Zoals gezegd, betreft dit een tijdelijke maatregel. Het is niet de bedoeling om afbreuk te doen aan het principiële uitgangspunt, dat de belangrijkste besluitvorming plaatsvindt in een openbare fysieke vergadering van de decentrale volksvertegenwoordiging. Anders dreigt de bijzondere positie van deze volksvertegenwoordigende organen en hun leden weg te vallen, aldus de memorie van toelichting.

Inhoud van het wetsvoorstel

Op grond van het wetsvoorstel kunnen gemeenten, provincies, waterschappen of openbare lichamen zelf besluiten hoe zij invulling geven aan digitale besluitvorming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. ieder lid moet gegarandeerd beschikken over de technische mogelijkheden om toegang te hebben tot de beraadslaging en stemming;
  2. identificatie van raadsleden moet mogelijk zijn. Door de voorzitter, maar ook door de leden onderling en door het publiek;
  3. er is sprake van een live videoverbinding, alleen audio of stemmen per app is niet voldoende omdat daarmee bijvoorbeeld cruciale elementen van een beraadslaging wegvallen;
  4. de voorzitter moet in staat zijn de orde te handhaven, bijvoorbeeld door deelnemers het woord te ontnemen of door een volgorde van stemming te bepalen.

Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan, kan de voorzitter bepalen dat de vergaderlocatie binnen een digitale omgeving kan plaatsvinden. Daarvoor is nog wel van belang dat er in het wetsvoorstel een quorum is opgenomen:

  • voor gemeenten en provincies: de vergadering wordt pas geopend als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden digitaal deelneemt aan de vergadering;
  • voor waterschappen: de vergadering kan pas doorgaan als ieder lid afzonderlijk toegang heeft tot de digitale beraadslaging en stemming.

Stembriefjes

Het digitaal stemmen is uitdrukkelijk geen verplichting. Met het wetsvoorstel wordt het aan de beoordeling van de voorzitter overgelaten voor welke besluiten een stemming in een digitale omgeving wordt georganiseerd.

Het wetsvoorstel introduceert tevens het briefstemmen als alternatief: per post, per koerier of door inlevering van een stembriefje bij de griffie. De voorzitter krijgt de bevoegdheid om deze briefstemprocedure ook van toepassing te verklaren op andere besluiten.

Inwerkingtreding: 9 april 2020

De ministerraad heeft op vrijdag 27 maart 2020 met het wetsvoorstel ingestemd. Het wetsvoorstel is op 31 maart 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. En op 1 april 2020 heeft de Tweede Kamer met dit wetsvoorstel ingestemd. Donderdag 9 april 2020 is de wet bekendgemaakt en in werking getreden.

Verval: (vooralsnog) 1 september 2020

De Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming is (in ieder geval) tot 1 september 2020 van kracht. Daarna kan het bij Koninklijk Besluit steeds met maximaal twee maanden worden verlengd.

Zodoende worden de volksvertegenwoordigingen in de gelegenheid gesteld – zo nodig – ten minste tot en met het zomerreces het besluitvormingsproces op deze wijze in te richten, aldus de memorie van toelichting.

2. Tijdelijke wet COVID-19 (verzamelwet)

Omdat de bestaande wet- en regelgeving niet in alle gevallen ruimte biedt voor de continuïteit van het wetgevingsproces, de rechtspraak en het openbaar bestuur, is op 8 april 2020 een wetsvoorstel voor een tijdelijke verzamelwet ingediend bij de Tweede Kamer.

Deze verzamelwet bevat verschillende voorzieningen en wettelijke aanpassingen om het wetgevingsproces, de rechtspraak en het openbaar bestuur zo goed als mogelijk te laten functioneren. Zolang de beperkingen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus gelden.

Het voorstel regelt onder meer dat fysieke zittingen in gerechtelijke procedures in burgerlijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke zaken tijdelijk via elektronische weg kunnen plaatsvinden.

Belangrijkste voorzieningen voor de bestuursrechtelijke praktijk

Voor de bestuursrechtelijke rechtspraktijk zijn met name de volgende drie voorzieningen van belang:

  1. een tijdelijke buitenwerkstelling van consultatieverplichtingen en voor- en nahangprocedures en dergelijke voor gedelegeerde regelgeving die verband houdt met de bestrijding van het coronavirus (art. 1);
  2. een tijdelijke voorziening om fysieke zittingen in gerechtelijke procedures in bestuursrechtelijke zaken te kunnen vervangen door elektronische varianten daarop (art. 2);
  3. een tijdelijke voorziening om uitdrukkelijk vast te leggen dat de overgang van de bevoegdheden van de burgemeester naar de voorzitter van de veiligheidsregio ook de bevoegdheid omvat tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (art. 34).

Hierna gaan wij meer specifiek in op deze voorzieningen.

Tijdelijke buitenwerkingstelling van voorprocedures bij gedelegeerde regelgeving

Het is voorstelbaar dat de uitbraak van het coronavirus noodzaakt tot het wijzigen van bestaande, of het vaststellen van nieuwe, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Om in spoedeisende aanpassingen te kunnen voorzien, is geregeld dat afgezien kan worden van wettelijk verplichte voorprocedures. Met name consultaties en voor- en nahangprocedures bij de Tweede en Eerste Kamer.

Let wel: deze bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven procedure geldt slechts indien de te treffen voorzieningen noodzakelijk zijn om onmiddellijk intredende onaanvaardbare gevolgen te voorkomen (art. 1 lid 4).

Tijdelijke voorziening vervanging fysieke zittingen

De rechtbanken, de gerechtshoven, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven hebben vanaf dinsdag 17 maart 2020 hun deuren gesloten om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.

Voor de voortgang van urgente bestuursrechtelijke zaken is het van belang dat buiten twijfel staat dat de mondelinge behandeling ook plaats kan vinden wanneer een fysieke zitting niet mogelijk is.

Artikel 2 voorziet in een juridische grondslag voor de toepassing van telefonie, videoverbindingen of andere audiovisuele transmissie voor alle betrokkenen bij de zitting. Ook zonder de instemming van één of meer van hen. Het gaat erom dat deze alternatieve middelen voor het houden van een mondelinge behandeling zo veel mogelijk de fysieke zitting benaderen. Deze bepaling geldt zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

Bestuursdwangbevoegdheden voorzitter veiligheidsregio

De voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn in geval van (ernstige vrees voor het ontstaan van) een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s, bij uitsluiting bevoegd om toepassing te geven aan de in de bestuursdwang- en dwangsombevoegdheden van de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet (met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid, van de Gemeentewet).

Bovenstaande bevoegdheden komen in normale situaties aan de burgemeester toe. Een redelijke wetsuitleg brengt naar het oordeel van de wetgever met zich mee dat de overgang van de bevoegdheden van de burgemeester naar de voorzitter van de veiligheidsregio ook de bevoegdheid omvat tot oplegging van een last onder bestuursdwang (of onder dwangsom) tot handhaving van regels die hij in verband met die toepassing uitvoert.

Status wetgeving: stemming Tweede Kamer op 16 april 2020

Het wetsvoorstel is op 8 april 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Op donderdag 16 april 2020 vindt de plenaire vergadering plaats bij de Tweede Kamer en zal er aan het einde van de vergadering gestemd worden over het wetsvoorstel.

Inwerkingtreding en verval

Ingevolge artikel 35 van het wetsvoorstel treedt de wet onmiddellijk in werking na bekendmaking en vervalt deze op 1 september 2020.

Het valt niet uit te sluiten dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet al noodgedwongen gewerkt zal moeten worden op een wijze waarvoor dit wetsvoorstel de formele basis beoogt te bieden. Daarom maakt artikel 35 lid 2 van het wetsvoorstel het mogelijk dat een deel van de verzamelwet met terugwerkende kracht tot en met 23 maart 2020 van toepassing te verklaren. Zodat die situaties achteraf gelegaliseerd zullen zijn. Zie hierover meer in de memorie van toelichting.

Na de inwerkingtreding zal de spoedwet tot 1 september 2020 van kracht zijn. Daarna kan het bij Koninklijk Besluit steeds met maximaal twee maanden worden verlengd.

Vragen?

Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact op met Rachid Benhadi of Yasemin Demirci.