• Home |
  • Kennis |
  • Datum verbeurte dwangsom gekoppeld aan aard van de overtreding

Datum verbeurte dwangsom gekoppeld aan aard van de overtreding

Dwangsom overtreding

In de uitspraak van 28 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:653) gaat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) in op de vraag of de bevoegdheid tot het invorderen van verbeurde dwangsommen is verjaard. Interessant zijn de overwegingen van de Afdeling over de datum waarop (van rechtswege) de dwangsommen zijn verbeurd.

Het geschil

Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 14 oktober 2015 appellant, onder dreiging van een dwangsom, gelast de volgende overtredingen te staken:

  1. het zonder omgevingsvergunning realiseren van drie woonruimtes;
  2. het handelen in strijd met de voorwaarden van de ontheffing voor aan huis gebonden beroep;
  3. het zonder omgevingsvergunning gebruiken van een deel van een pand als distributiecentrum voor PostNL.

Een controleur van de gemeente constateert op 30 augustus 2016 dat de drie overtredingen niet zijn beëindigd. Burgemeester en wethouders stellen zich daarom op het standpunt dat de dwangsommen van rechtswege zijn verbeurd en vorderen de verbeurde dwangsommen bij besluit van 9 november 2016 bij appellant in.

Burgemeester en wethouders gaan ervan uit dat de dwangsommen op 30 augustus 2016 – de datum van de controle – zijn verbeurd. Uitgaande hiervan verlenen burgemeester en wethouders (hangende de hoger beroepsprocedure) bij besluit van 17 augustus 2017 uitstel van betaling van de verschuldigde dwangsommen tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep. Appellant betoogt echter dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen (inmiddels) is verjaard. Wie heeft gelijk?

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling overweegt dat in het besluit van 14 oktober 2015 tot het opleggen van de lasten onder dwangsom een begunstigingstermijn is opgenomen tot 1 januari 2016. Op verzoek van appellant is deze termijn verlengd tot zes weken na het besluit op bezwaar, zodat de begunstigingstermijn afliep op 12 juli 2016. De Afdeling overweegt dat de aard van de lasten – het opheffen van een voortdurende overtreding – meebrengt dat indien niet binnen de begunstigingstermijn aan de lasten wordt voldaan, de dwangsommen van rechtswege worden verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is beëindigd. Uit de controle van 30 augustus 2016 blijkt dat niet aan de lasten is voldaan, zodat de dwangsommen gelet op de aard van de overtreding op 12 juli 2016 van rechtswege zijn verbeurd en niet dus zoals burgemeester en wethouders stelden, pas op 30 augustus 2016 (het moment van controle). Er is immers, zo redeneert de Afdeling, sprake van een voortdurende overtreding en dan is niet het moment van controle van belang, maar is het moment dat de begunstigingstermijn afloopt van belang. De consequentie van het voorgaande is dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen inderdaad is verjaard.

De Afdeling overweegt onder verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 5 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2523) dat de in artikel 5:35 van de Awb opgenomen verjaringstermijn van één jaar zowel ziet op het nemen van een invorderingsbesluit als op het feitelijk invorderen van de verbeurde dwangsommen. Onder verwijzing naar haar eerdere jurisprudentie van 4 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1203) en 10 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1229) overweegt de Afdeling verder dat het invorderingsbesluit de verjaring niet stuit. Voorgaande komt erop neer dat de verjaringstermijn op 13 juli 2017 afliep.

Kortom: appellant trekt aan het langste eind.

Conclusie

De lasten inhoudende het opheffen van een voortdurende overtreding brengen mee dat indien niet binnen de begunstigingstermijn aan de lasten wordt voldaan, de dwangsommen van rechtswege worden verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is verstreken.

Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Neem gerust contact op met mij.