De preventieve last onder dwangsom

dwangsom

In april van dit jaar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “de Afdeling”) een tweetal interessante uitspraken gedaan, waarin belangrijke aspecten van het opleggen van een preventieve last onder dwangsom aan de orde komen. Waarop moet het bestuursorgaan bedacht zijn als wordt overgegaan tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom?

De preventieve herstelsanctie in het kort

Een (reguliere) herstelsanctie kan worden ingezet ter (gehele of gedeeltelijke) ongedaanmaking of beëindiging van een overtreding, ter voorkoming van herhaling van een overtreding, of tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. De inzet van bestuurlijke herstelsancties komt dus in (veruit) de meeste gevallen pas aan de orde als een overtreding al heeft plaatsgevonden. De Algemene wet bestuursrecht voorziet in artikel 5:7 Awb echter ook in de mogelijkheid om in situaties waarin het gevaar voor overtreding ‘klaarblijkelijk dreigt’, preventief handhavend op te treden. Daaraan kan bij het bestuursorgaan behoefte bestaan indien het zo waarschijnlijk is dat de overtreding zal worden begaan, dat niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd dat zij geduldig afwacht totdat de overtreding al is begaan.

Reguliere of preventieve herstelsanctie?

De preventieve last onder dwangsom moet goed worden onderscheiden van de reguliere last onder dwangsom, strekkende tot het voorkomen van herhaling van een overtreding. Dit onderscheid kwam in de uitspraak van 6 april 2016 aan de orde, waarin de Afdeling ingaat op de vraag wanneer voor de reguliere en wanneer voor de preventieve last onder dwangsom moet worden gekozen. Volgens de Afdeling kan een preventieve last onder dwangsom slechts worden opgelegd, indien het een ‘nieuwe, nog niet gepleegde’ overtreding betreft. Ter voorkoming van herhaling van een overtreding dient gebruikgemaakt te worden van de reguliere herstelsanctie. Van belang is dat in dat geval gegronde vrees voor herhaling is vereist.

Bestuursorganen dienen dus op voorhand goed te bezien wat zij met het opleggen van de last beogen: voorkomen van verdere herhaling van de overtreding of voorkomen dat de overtreding zich voor de eerste keer zal voordoen.

Preventieve last onder dwangsom: klaarblijkelijkheidscriterium

Als vaststaat dat niet eerder een (soortgelijke) overtreding heeft plaatsgevonden en dus kan worden gekozen voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom, dient sprake te zijn van een situatie waarin het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 13 april 2016 dat het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigt, als de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen. In de casus die in deze uitspraak voorlag, was hiervan geen sprake.

 

Stel je vragen aan onze specialisten

“Neem contact met mij op en ontvang antwoord op jouw vragen. Ik ben bereikbaar per mail of telefoon.”
Merel Copier