• Home |
  • Kennis |
  • Waterschade: aansprakelijkheid voor opstallen en de zorgplicht van gemeenten

Waterschade: aansprakelijkheid voor opstallen en de zorgplicht van gemeenten

Waterschade

Stel: door uitzonderlijke regenval komen de percelen van een agrariër blank te staan. Een groot deel van de aanplant gaat hierdoor verloren. Wat blijkt: een duiker is verstopt waardoor het water niet kon worden afgevoerd. Is de gemeente, als eigenaar van de duiker, in dit geval aansprakelijk voor de veroorzaakte schade? Een actuele vraag gezien de overstromingen van afgelopen zomer.

In deze blog wordt aan de hand van de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ingegaan op:

  1. De aansprakelijkheid (van de gemeente) voor opstallen (artikel 6:174 BW).
  2. De zorgplicht van de gemeente in het kader van waterbeheer.

Deze blog is dan ook interessant voor iedereen die hiermee wordt geconfronteerd of hier meer over wil weten.

Wat was er aan de hand?

Feiten en omstandigheden

Appellante, we noemen haar De Wit, exploiteert een agrarisch bedrijf. Door uitzonderlijke regenval is de bodem verzadigd geraakt. Drie weken later is er weer sprake van enorme regenval, waardoor delen van de percelen van De Wit blank komen te staan. Een groot deel van de aanplant op een van deze percelen is verloren gegaan.

De Wit ontdekt dat een duiker (gedeeltelijk) verstopt is. Daardoor kan geen water worden afgevoerd vanuit de bermsloot, die naast de percelen ligt. Pas nadat de duiker opengemaakt is én een greppel is gegraven, stroomt het water weg.

Vordering van appellante

De Wit heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar ten gevolge van de wateroverlast geleden schade.

Primair betoogt De Wit dat de gemeente op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de door de verstopte duiker veroorzaakte schade, omdat de gemeente eigenaar is van de duiker. Subsidiair betoogt De Wit dat de gemeente aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad), omdat de gemeente in strijd heeft gehandeld met wettelijke verplichtingen en/of haar zorgplicht geschonden heeft.

De gemeente wijst de aansprakelijkheid van de hand en uiteindelijk komt het aan op een procedure.

Artikel 6:174 BW: aansprakelijkheid voor opstallen

Artikel 6:174 BW ziet op risicoaansprakelijkheid voor de bezitter van een opstal. Risicoaansprakelijkheid houdt in dat de aansprakelijkheid niet is gebaseerd op schuld of verwijtbaarheid, maar op het feit dat iemand een bepaalde hoedanigheid bezit.

Artikel 6:174 BW gaat over de hoedanigheid van de bezitter van een opstal. De bezitter van een opstal is op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk indien een opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De vereisten om een succesvol beroep op artikel 6:174 BW te kunnen doen, worden nader toegelicht.

Vereisten voor een succesvol beroep op artikel 6:174 BW

1. Bezitter

Allereerst moet het gaan om de bezitter van een opstal. De bezitter van een opstal is degene die de opstal voor zichzelf houdt (artikel 3:107 lid 1 BW). Op grond van artikel 6:174 lid 5 BW wordt degene die in de openbare registers als eigenaar van de opstal of grond (waarop de opstal staat) staat ingeschreven, vermoed bezitter van de opstal te zijn.

Dit zal bijvoorbeeld anders zijn wanneer er een recht van opstal is gevestigd ten gunste van een derde.

Het is overigens ook mogelijk dat er meerdere bezitters van een opstal zijn. Er wordt dan gesproken van medebezitters. Op grond van art. 6:180 BW zijn medebezitters hoofdelijk aansprakelijk. Voor openbare wegen en waterstaatswerken is in artikel 6:174 lid 2 BW specifiek opgenomen dat de aansprakelijkheid rust op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg of het waterstaatswerk in goede staat verkeert.

2. Opstal

Daarnaast moet het gaan om een opstal. In lid 4 is bepaald dat gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd als opstal worden aangemerkt. Hieronder vallen ook bestanddelen (in de zin van artikel 3:4 BW) van een gebouw of werk, zoals een lift, riool, dakgoot en regenpijp. Ook een waterstaatswerk, zoals een dijk, en het (ondergrondse) leidingennet worden als opstal aangemerkt (zie het Wilnisarrest).

3. Gebrekkigheid

Bovendien moet de opstal niet voldoen aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de opstal mag stellen. Met andere woorden: de opstal moet gebrekkig zijn.

Het is aan de rechter om aan de hand van de omstandigheden van het geval te beoordelen welke eisen men aan de opstal mag stellen. Of een opstal als gebrekkig kan worden aangemerkt, hangt dus af van de concrete situatie.

Bij een voor het publiek toegankelijk gebouw of werk zal eerder sprake zijn van een gebrekkige toestand dan bij een niet-openbaar gebouw of werk. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (het Wilnis-arrest) volgt dat beantwoording van de vraag of de opstal voldoet aan de objectieve eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, mede afhangt van:

  1. Het te verwachten gebruik en de bestemming daarvan.
  2. De kans op verwezenlijking van gevaar voor personen en zaken.
  3. Welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.

Daarbij moet overigens ook rekening worden gehouden met:

  1. De financiële middelen die aan de gemeente ter beschikking staan.
  2. Het feit dat de gemeente beleidsvrijheid heeft.

Als aan de gemeente beperkte financiële middelen ter beschikking staan, kan het zijn dat daarom minder hoge verwachtingen moeten worden gesteld aan een opstal. Het is aan de gemeente om, mede gelet op die beperkte financiële middelen, keuzes te maken en prioriteiten te stellen (beleidsvrijheid).

Beoordeling door het hof: gebrekkige opstal

Terug naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof geeft aan dat van een gebrek sprake is indien de duiker naar objectieve maatstaven gemeten niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waardoor de duiker een gevaar oplevert voor personen en zaken. Het hof wijst op de beoordelingsmaatstaf die volgt uit het Wilnis-arrest. Vervolgens komt het hof tot een beoordeling.

De duiker is verstopt geraakt door zand of slib. Dit kan volgens het hof niet worden aangemerkt als een gebrek van de opstal (de duiker) zelf. Het aanwezige zand of slib vormt géén bestanddeel (in de zin van artikel 3:4 BW) van de duiker. Dat het water niet weg kon stromen, is dus geen gevolg van een eigenschap van de opstal (de duiker) zelf. Daarom is er geen sprake van aansprakelijkheid van de gemeente op grond van art. 6:174 BW.

Ook als de verstopping wel als gebrek van de duiker zelf aangemerkt kan worden, is aansprakelijkheid op grond van art. 6:174 BW niet aan de orde. Er is niet voldaan aan de beoordelingsmaatstaf waar het hof op, omdat niet vast is komen te staan dat de duiker een noodzakelijke functie vervult in het kader van waterafvoer. Van de gemeente kan niet worden verwacht dat zij in de gegeven omstandigheden de duiker controleert en onderhoudt om verstopping te voorkomen.

Dit laatste vloeit voort uit de overwegingen van het hof in het kader van de zorgplicht van de gemeente voor het waterbeheer.

Zorgplicht waterbeheer door gemeente

De vraag of de gemeente als beheerder van de duiker onzorgvuldig heeft gehandeld, moet worden beantwoord aan de hand van de rechtspraak van de Hoge Raad over de zorgplicht van het waterschap in het kader van waterbeheer. Ten aanzien hiervan verwijs ik naar de eerdere blog over de zorgplicht van waterschappen.

Deze maatstaven gelden ook voor de gemeente. Samengevat komen deze maatstaven voor de zorgplicht op het volgende neer:

  • De gemeente moet adequaat reageren op klachten en zo nodig een onderzoek moet instellen.
  • De gemeente hoeft niet steeds uit eigen beweging te onderzoeken of gronden last hebben van te hoge of te lager waterstanden. Op basis daarvan hoeft de gemeente dan ook niet altijd maatregelen te nemen en vooruit te lopen op een aangekondigde weersomstandigheid.
  • De gemeente heeft een zekere beleidsvrijheid en beschikt over beperkte financiële middelen.

Op basis van de concrete omstandigheden van het geval moet, bij bovenstaande maatstaven, worden beoordeeld of de gemeente al dan niet beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven.

Beoordeling door het hof: maatstaven zorgplicht

Onder andere op basis van deskundigenberichten, stelt het hof vast dat de duiker al geruime tijd niet meer functioneerde. Daarbij waterde de bermsloot feitelijk al geruime tijd af in noordelijke richting, via twee andere duikers. Uit de feitelijke situatie volgt dat de afwatering via die twee andere duikers geruime tijd probleemloos gefunctioneerd heeft. Daarom komt het hof tot het oordeel dat de gemeente niet gehouden was om de (verstopte) duiker te controleren en te onderhouden om verstopping te voorkomen.

Het hof overweegt dat op de gemeente wel een zorgplicht rust, maar dat er geen resultaatverplichting bestaat die ertoe strekt dat de waterafvoer onder alle omstandigheden verzekerd en gewaarborgd is.

De Wit heeft niet gemotiveerd betwist dat de uitzonderlijke neerslagomstandigheden die in dit geval aan de orde waren, zich minder vaak voordoen dan de door de gemeente in acht genomen provinciale overstromingsnorm van één overstroming per 25 jaar.

Het hof kent aan de algemene publicatie van de gemeente dat perceeleigenaren verantwoordelijk zijn voor het openhouden van perceelduikers en dat de gemeente verantwoordelijk is voor het openhouden van wegduikers, géén doorslaggevende betekenis toe.

Les voor de praktijk

Er zijn verschillende wegen te bewandelen voor aansprakelijkheidsstelling voor waterschade. In de besproken uitspraak is geprobeerd de gemeente aansprakelijk te stellen voor de verstopte duiker over de band van artikel 6:174 BW en via de zorgplicht bij waterbeheer. Dit is hier niet gelukt, omdat het aanwezige zand of slib geen eigenschap van de duiker zelf was en daarmee dus géén bestanddeel van de opstal. Daarom was er geen sprake van een gebrek.

Deze uitspraak leert dat op de gemeente weliswaar een zorgplicht rust voor waterbeheer, maar dat er géén sprake is van een verplichting aan de zijde van de gemeente ter waarborging en verzekering van de waterafvoer onder alle omstandigheden. Het uitblijven van overstromingen hoeft niet gegarandeerd te worden. Zelfs wanneer een duiker geheel verstopt is – met alle gevolgen van dien – kan de gemeente alsnog hebben voldaan aan haar zorgplicht.

Heb je vragen over opstalaansprakelijkheid of de zorgplicht in het kader van waterbeheer, neem dan contact op met José Jochemsen-Vernooij of Stan Wannet

Stel je vragen aan onze specialisten

“Neem contact met mij op en ontvang antwoord op jouw vragen. Ik ben bereikbaar per mail of telefoon.”
Stan Wannet