• Home |
  • Kennis |
  • Verklaring van geen bedenkingen: bevoegdheid van de raad, niet van burgemeester en wethouders

Verklaring van geen bedenkingen: bevoegdheid van de raad, niet van burgemeester en wethouders

bevoegdheid

In die gevallen waarin de gemeenteraad bevoegd is om een verklaring van geen bedenkingen af te geven, kunnen burgemeester en wethouders niet in de plaats van de gemeenteraad een ontwerpbesluit voor een verklaring van geen bedenkingen voorbereiden en ter inzage te leggen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) is hier in haar uitspraak van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1511) duidelijk over.

Wat was er aan de hand?

De uitspraak heeft betrekking op een omgevingsvergunning voor de bouw van 34 woonstudio’s. Omdat dit bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, is tevens een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik vereist (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) en in verband daarmee is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist (artikel 2.27 van de Wabo).

Burgemeester en wethouders hebben de aanvraag om omgevingsvergunning en de daarbij behorende stukken niet aan de raad toegezonden, maar zelf een raadsvoorstel en een ontwerpbesluit voor een verklaring van geen bedenkingen voorbereid. Deze stukken zijn vervolgens, tezamen met de ontwerpomgevingsvergunning, ter inzage gelegd. De raad heeft (uiteindelijk) het definitieve besluit genomen over de verklaring van geen bedenkingen, en heeft geweigerd deze verklaring te geven. Naar aanleiding hiervan hebben burgemeester en wethouders geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en overwogen dat burgemeester en wethouders ten onrechte de aanvraag om omgevingsvergunning en de daarbij behorende stukken niet onverwijld aan de gemeenteraad hebben toegezonden. Verder, zo heeft de rechtbank overwogen, is ten onrechte geen ontwerpbesluit van de gemeenteraad over het geven van een verklaring van geen bedenkingen ter inzage gelegd.

Burgemeester en wethouders bestrijden in hoger beroep het oordeel van de rechtbank. Zij stellen dat de gevolgde werkwijze geen afbreuk doet aan de zelfstandige beslissingsbevoegdheid van de raad, omdat de raad het definitieve besluit over het geven van de verklaring van geen bedenkingen heeft genomen.

Belangrijke procedurele rechtsoverwegingen van de Afdeling

Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis overweegt de Afdeling dat een verklaring van geen bedenkingen niet zozeer een goedkeuringsinstrument is, maar ertoe dient een ander bestuursorgaan te laten beslissen omtrent een aspect van de vergunning dat aan de beoordeling van het bevoegd gezag is onttrokken.

De Afdeling vervolgt dat het bevoegd gezag dat beslist op de aanvraag op grond van artikel 3.11, eerste lid, van de Wabo onverwijld een exemplaar van de aanvraag en de daarbij gevoegde stukken doorzendt naar het bestuursorgaan dat bevoegd is een verklaring van geen bedenkingen te geven, zodat dit bestuursorgaan daar een standpunt over kan innemen. Uit de tekst van artikel 3.11, derde lid, van de Wabo en de geschiedenis van de totstandkoming van de Wabo, zo vervolgt de Afdeling, volgt dat in het geval dat een verklaring van geen bedenkingen is vereist, eerst een ontwerpbesluit over de verklaring van geen bedenkingen ter inzage moet worden gelegd waartegen zienswijzen kunnen worden ingediend. Anders dan burgemeester en wethouders in het onderhavige geval stellen, is dat niet anders indien het definitieve besluit niet strekt tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning. De Afdeling overweegt dat uit artikel 3.11 van de Wabo en de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van de Wabo verder volgt dat dit ontwerpbesluit (over de verklaring van geen bedenkingen) moet zijn opgesteld door het bestuursorgaan dat bevoegd is een verklaring van geen bedenkingen te geven.

Het oordeel van de Afdeling

Niet in geschil is dat burgemeester en wethouders in dit geval niet onverwijld de relevante stukken aan de raad hebben gezonden. Het ontwerpbesluit over de verklaring van geen bedenkingen is ook niet opgesteld door de raad, maar door burgemeester en wethouders. Hierdoor heeft de aanvrager (en anderen) niet de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen naar aanleiding van het standpunt van de raad, hetgeen naar het oordeel van de Afdeling in strijd is met artikel 3.11 van de Wabo. De omstandigheid dat de raad wél het definitieve besluit heeft genomen, doet aan het voorgaande niet af.

De slotsom is dat burgemeester en wethouders de weigering van de raad om geen verklaring van geen bedenkingen te geven niet aan het besluit tot weigering van de aanvraag om omgevingsvergunning ten grondslag hadden mogen leggen.

De stelling van burgemeester en wethouders dat het voorbereiden van een ontwerpbesluit door de gemeenteraad tot langere procedures zal leiden, is, zo overweegt de Afdeling, geen rechtvaardiging om af te wijken van de wet.

Tot slot

Deze uitspraak maakt duidelijk dat in gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist, de gemeenteraad zelf een ontwerpbesluit moet voorbereiden en ter inzage moet leggen. Indien de gemeenteraad dit niet doet, dan zal het (uiteindelijke) besluit waaraan de verklaring van geen bedenkingen ten grondslag ligt, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, geen stand houden bij de Afdeling.

Mocht je vragen hebben over deze uitspraak, neem dan gerust contact met mij op.