Afzien van invordering wegens bijzondere omstandigheid: last evident onuitvoerbaar
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) moet bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
In de uitspraak van 30 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1405) heeft de Afdeling geoordeeld dat van een uitzonderlijk geval sprake kan zijn als de last onuitvoerbaar is.
Wat was er aan de hand?
Appellant heeft op zijn perceel een esrand, bestaande uit 15 bomen en een struikrand, gekapt. Omdat hij dit zonder vergunning heeft gedaan, heeft het college hem onder oplegging van een dwangsom gelast een herplant uit te voeren. Vervolgens heeft het college appellant opnieuw een herplantplicht opgelegd. Daarbij is bepaald dat een dwangsom van € 10.000,00 wordt verbeurd indien de herplant na 1 december 2017 niet is uitgevoerd. Nadien is deze termijn verlengd tot 1 december 2018. De herplantplicht omvat 14 zomereiken met een diameter van ongeveer 30 cm (omtrek ongeveer 1m) en een es met een omtrek van 60 tot 70 cm op de oorspronkelijke locatie. Bij uitspraak van 23 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1684) heeft de Afdeling het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Daarmee staat dat besluit in rechte vast.
Het college heeft vervolgens geconstateerd dat de herplant niet was uitgevoerd en de verbeurde dwangsom van € 10.000,00 bij appellant ingevorderd. Appellant is het niet eens met die invordering, omdat het niet mogelijk is de herplant uit te voeren vanwege een gasleiding in de grond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vraag naar de uitvoerbaarheid van de last niet meer in de invorderingsprocedure aan de orde kan komen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:466) een belanghebbende in de invorderingsprocedure slechts in uitzonderlijke gevallen met succes gronden naar voren kan brengen die hij ook tegen het opleggen van de last naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Van een uitzonderlijk geval is volgens de rechtbank geen sprake. Appellant ziet dit anders en bestrijdt dit oordeel.
Last evident onuitvoerbaar
Een belanghebbende kan in de procedure tegen de invorderings- of kostenverhaalsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of -bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is (ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466).
In de uitspraak van 30 juni 2021 oordeelt de Afdeling dat een ander uitzonderlijk geval de onuitvoerbaarheid van een last kan betreffen. De opgelegde last blijkt dan om technische of juridische redenen evident niet uitvoerbaar te zijn.
In het onderhavige geval zou bij het uitvoeren van de herplant, zoals omschreven in de last, een groot risico bestaan op beschadiging van de gasleiding vanwege graafwerkzaamheden en (op termijn) wortelgroei. Verder zou een onaanvaardbaar risico bestaan dat door de smalle breedte van het wortelstelsel en de grotere kruin de bomen bij een harde wind over de Spilmansdijk zullen vallen.
Het college heeft volgens de Afdeling de conclusies over de mogelijke schade aan de gasleiding en het aanbrengen van een wortelscherm niet gemotiveerd weerlegd, bijvoorbeeld door een advies van een deskundige. Het college heeft evenmin bestreden dat de uitvoering van de last in strijd is met de door appellant genoemde richtlijnen. Voor zover het college wijst op een alternatief, zoals het aanplanten van een groter aantal kleinere bomen, overweegt de Afdeling dat daarmee niet aan de opgelegde last wordt voldaan. Voor zover het college stelt dat de gasleiding kan worden verlegd, mogelijk naar grond van de gemeente, overweegt de Afdeling dat appellant daartoe niet bevoegd is. De last strekt daar ook niet toe en kan daar ook niet toe strekken.
De Afdeling concludeert (r.o. 2.5.) dat de last zoals deze is opgelegd, evident niet kan worden uitgevoerd vanwege de aanwezigheid van een gasleiding op de bewuste locatie. Gelet hierop is sprake van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college van invordering had behoren af te zien.
Uitzonderingen
Zie over de uitzonderingen die kunnen maken dat van invordering moet worden afgezien ook de conclusie van advocaat-generaal Wattel (ABRvS 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152).
Daarin is aangegeven dat dwangsominvordering onder meer en onder omstandigheden gematigd of achterwege gelaten moet worden als:
(i) aan de last niet voldaan kon worden door overmacht,
(ii) het niet (geheel) aan de last voldaan zijn mede aan de overheid ligt, die bijvoorbeeld een onduidelijke last heeft opgelegd of een onduidelijke termijn heeft gesteld,
(iii) het bestuursorgaan heeft toegezegd dat (deels) niet zal worden ingevorderd of een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt,
(iv) invordering misbruik van bevoegdheid zou zijn of
(v) materieel wel aan de last voldaan is en het bestuursorgaan zich op een procedureel punt(je) excessief formalistisch opstelt,
(vi) als te voorzien valt dat de overtreder beneden de beslagvrije voet wordt geduwd als gevolg van het niet goed functioneren daarvan, met name door ongecoördineerd overheidscrediteurenoptreden, en/of te voorzien valt dat de overtreder geen toegang heeft tot de WSNP en onredelijk lang (i.e. in elk geval meer dan drie jaar) op het bestaansminimum moet leven indien volledig ingevorderd wordt, of
(vii) twee herstelsancties strekkende tot wezenlijk dezelfde last temporeel cumuleren.
Vragen over handhaving of invordering? Neem contact op met Chantal van Mil.