Annotatie ABRvS 8 november 2023, Gst, 2024/20

Afbeelding voor Annotatie ABRvS 8 november 2023, Gst, 2024/20

Zorgplichten. Eigenaar bedrijfspand overtreder van artikel 1.1a en 10.1 Wm en artikel 1b Woningwet vanwege drugslab huurder. Geen ongeoorloofde cumulatie herstelsancties.

Dat appellant zelf niet betrokken is geweest bij de productie van (meth)amfetamine(olie), maakt niet dat hij geen overtreder kan zijn. Op grond van sommige wettelijke bepalingen is het onder bepaalde omstandigheden

ook verboden om niets te doen. Artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm bevat zo’n bepaling.

Gebleken is dat appellant verschillende panden verhuurt. In zoverre is hij dus een professionele verhuurder, van wie mag worden aangenomen dat hij weet dat bedrijfspanden mogelijk worden gehuurd om daarin aan drugs gerelateerde activiteiten te ontplooien, zoals de exploitatie van een drugslab of een

wietplantage. De verhuur werd via internet geregeld door de zoon van appellant.

Gelet op het feit dat appellant een professionele verhuurder is, hij de huurder(s) voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst niet zelf ontmoet heeft, hij destijds ook geen antecedentenonderzoek heeft gedaan naar de huurder(s), de huurders alleen contant hebben betaald, er ten tijde van de ingebruikneming van het pand door de huurder(s) (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst was en appellant, na aanvang van het gebruik van het pand door de huurder(s), niet of nauwelijks toezicht heeft gehouden op het feitelijk gebruik van het pand door zijn huurders, kan appellant naar het oordeel van de Afdeling ervoor verantwoordelijk wordengehouden dat zijn pand als laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) is gebruikt.

Naar het oordeel van de Afdeling is appellant onder deze omstandigheden overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm. Appellant had er niet voor mogen kiezen om niets te doen. Ook artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet bevat een bepaling die het onder bepaalde omstandigheden verbiedt om niets te doen. Op grond van dat artikel is het verboden om een bestaand bouwwerk in een staat te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk van toepassing zijnde voorschriften. In artikel 7.22 van het Bouwbesluit zijn voorschriften gegeven voor bestaande bouwwerken. Op grond van dat artikel is

het verboden om stoffen in een bouwwerk te hebben en om handelingen na te laten waardoor overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk of gevaar wordt veroorzaakt. De aanwezigheid van kwik(II)chloride in het pand kan overlast voor gebruikers van het pand en gevaar veroorzaken. Ook op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit mocht appellant, als eigenaar en verhuurder van het pand, er daarom niet voor kiezen om niets te doen, maar had hij maatregelen moeten nemen tegen de aanwezigheid van kwik(II)chloride in zijn pand.

Het college heeft appellant daarom terecht aangemerkt als overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm en artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 7.22 van het Bouwbesluit.

Ook artikel 10.1, eerste lid, van de Wm bevat een bepaling die het onder bepaalde omstandigheden verbiedt om niets te doen. Op grond van dat artikel is een ieder die handelingen met betrekking tot afvalstoffen nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, verplicht alle maatregelen te nemen of na te laten die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Niet in geschil is dat als gevolg

van de productie van (meth)amfetamine(olie) (gevaarlijke) afvalstoffen in het pand aanwezig zijn die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Naar het oordeel van de Afdeling mocht appellant, vanwege de omstandigheden zoals deze reeds uiteen zijn gezet onder overweging 3.4, als eigenaar en verhuurder van het pand aan de personen die de verontreiniging hebben veroorzaakt, er niet voor kiezen om niets te doen, maar had hij maatregelen moeten nemen tegen de aanwezigheid van de afvalstoffen. Het college heeft appellant daarom terecht aangemerkt als overtreder van artikel 10.1, eerste lid, van de Wm.

De last onder bestuursdwang waarnaar [appellant] verwijst, hield de sluiting van het bedrijfspand in. Die sluiting is een onmiddellijke beheersmaatregel waarmee wordt voorkomen dat personen worden blootgesteld aan kwik(II)chloride. De lasten onder dwangsom zijn herstelmaatregelen en zijn opgelegd om de

kwik(II)chloride en de overige gevaarlijke afvalstoffen te laten opruimen door een erkend bedrijf en te laten afvoeren naar een erkende verwerker. De lasten onder dwangsom zijn daarmee gericht op het beëindigen van de overtredingen. Naar het oordeel van de Afdeling staat artikel 5:6 van de Awb niet in de weg aan deze combinatie van een onmiddellijke beheersmaatregel en een herstelmaatregel. Er is daarom geen strijd met dat artikel.