Cautie. Geen sprake van verhoor met het oog op oplegging bestuurlijke boete. Werknemer niet namens werkgever gehandeld. (AB 2021/227)
Het College leidt uit het rapport van bevindingen niet af dat de werknemer bij het voldoen aan het verzoek de spuitbomen opnieuw in te stellen namens de werkgever heeft gehandeld. Alleen al daarom was geen sprake van een verhoor van appellante met het oog op de oplegging van een bestuurlijke boete. Dat de werknemer geen cautie is gegeven, kan verweerder dus niet worden tegengeworpen (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2115, rechtsoverweging 7.4).
Niet valt in te zien op welke grond de toezichthouder verplicht zou zijn te vragen of de werknemer bij de reactie op zijn verzoek al dan niet op instructie van zijn werkgever handelde, zoals appellant stelt. Dat verweerder een toezegging om contact op te nemen met appellantes advocaat niet zou zijn nagekomen, kan evenmin worden afgeleid uit het rapport en de in dat verband overgelegde stukken. Hieruit blijkt dat appellante het verhoor bij voorkeur bij e-mail wilde afhandelen, maar vervolgens niet reageerde op de door de toezichthouder gestelde vragen. Vervolgens belde appellante met de boodschap dat haar advocaat contact zou opnemen, waarop de toezichthouder aangaf dat hij na zijn vakantie contact zou opnemen met de advocaat van appellante. Vervolgens heeft de toezichthouder na terugkeer van zijn vakantie tot twee maal toe naar appellante gemaild dat hij beschikbaar was voor overleg met de advocaat en dat hij graag een afspraak wilde maken. Appellante heeft vervolgens laten weten dat zij dat niet wilde.