De Autoriteit Persoonsgegevens gaat niet direct over tot het uitdelen van hoge boetes
Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (de AVG) in Nederland van toepassing. Vanaf die datum moeten organisaties kunnen aantonen dat zij voldoen aan de privacybeginselen uit de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is belast met de toezicht op de naleving en handhaving van de regels uit de AVG. Als blijkt dat een organisatie de regels uit de AVG niet naleeft, riskeert zij een boete van maximaal 20 miljoen euro of 4% van de wereldwijde omzet.
Veel organisaties moeten dan ook aan de slag om tijdig aan de regels uit de AVG te voldoen. Zij moeten bijvoorbeeld een ‘register van verwerkingsactiviteiten’ aanleggen en in sommige gevallen een functionaris voor de gegevensbescherming (FG) aanstellen.
De zorg bestaat dat met name de kleinere bedrijven, sportclubs en scholen niet op tijd aan de regels uit de AVG voldoen en te maken krijgen met hoge boetes. Meerdere Kamerleden hebben dan ook aangegeven het oneerlijk te vinden als deze kleinere organisaties direct zwaar bestraft zouden worden. Zij wijzen hierbij voornamelijk op het feit dat nog veel onduidelijkheid bestaat over de regels uit de AVG.
Minister Sander Dekker van Rechtsbescherming heeft op 8 maart 2018 in de Tweede Kamer op de geuite zorgen gereageerd. Hij gaf aan dat de voorzitter van de AP, Aleid Wolfsen, hem had verzekerd niet direct over te zullen gaan tot het opleggen van hoge boetes. De AP zal zich de eerste jaren vooral inzetten op het geven van voorlichting en het bijsturen van organisaties. Dit zal anders zijn als evident sprake is van ernstige misstanden. De minister gaat er dan ook vanuit dat de eerste keren dat een boete zal worden opgelegd, het zal gaan om gevallen waarin (1) evident fouten zijn gemaakt en (2) de betreffende organisatie zich ook had moeten realiseren dat zij in overtreding is.
De minister benadrukt dat hij geen harde toezeggingen kan doen, aangezien de AP als onafhankelijk toezichthouder zelfstandig bevoegd is. De AP is echter wel gebonden aan de zorgvuldigheidseisen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die voor alle bestuursorganen gelden bij het opleggen van een sanctie. De AP kan alleen overgaan tot het opleggen van een boete als voor de overtreder duidelijk is (of kon zijn) wat van hem wordt verwacht. Gelet op de open normen in de AVG zal het een kwestie van tijd en uitleg zijn voordat daarvan sprake is.
De AP heeft op basis van de Awb tevens de mogelijkheid een last onder dwangsom aan een overtreder op te leggen. Op die manier kan de AP aan een overtreder een termijn stellen waarbinnen hij de overtreding dient te beëindigen in plaats van direct een boete op te leggen. Indien de overtreder dan niet binnen de gestelde termijn de overtreding beëindigt, verbeurt de overtreder de opgelegde dwangsom. In de Uitvoeringswet van de AVG – waarvan het wetsvoorstel op 13 maart 2018 door de Tweede Kamer is aangenomen – zal dit handhavingsinstrument ook specifiek worden opgenomen. Het is nu afwachten voor welk handhavingsinstrument de AP zal kiezen, de directe boetemogelijkheid of de last onder dwangsom.
Bekijk het volledige Kamerdebat hier. De reactie van minister Dekker over de aanpak van de AP is te zien vanaf 3:05:00.