Didam-zaak: Rechtbank Gelderland sorteert voor op arrest Hoge Raad
Als de Hoge Raad in de bodemprocedure van de Didam-zaak zal oordelen dat een Didam-strijdige overeenkomst nietig of vernietigbaar is, dient een vordering die daarop ziet ook te worden ingesteld tegen de contractspartij van de gemeente.
Als de Hoge Raad oordeelt dat een Didam-strijdige overeenkomst niet nietig of vernietigbaar is, is een schadevergoeding in natura bestaande uit een vernietiging of ongedaanmaking van de koopovereenkomst (ook) niet op zijn plaats.
Dat is wat de rechtbank Gelderland overweegt in haar uitspraak van 3 juli 2024.
Haar beslissing over de geldigheid, nietigheid of vernietigbaarheid van de Didam-strijdige overeenkomst, houdt de rechtbank aan tot de Hoge Raad zijn arrest heeft gewezen.
Waar ging de zaak over?
Medio 2022 (ruim een half jaar ná het Didam-arrest) verkoopt en levert de gemeente Wijchen een reststrook grond aan de eigenaar van een aangrenzend perceel. Een ander, wiens perceel eveneens grenst aan de reststrook, (hierna aangeduid als ‘de eiser’), stelt zich op het standpunt dat de koopovereenkomst is gesloten in strijd met het Didam-arrest. De gemeente zou de eiser namelijk geen ruimte hebben geboden om mee te dingen.
De vordering van de eiser
De eiser vordert een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat de koopovereenkomst nietig is, althans dat de rechtbank de koopovereenkomst vernietigt, althans dat de rechtbank de gemeente veroordeelt tot schadevergoeding in natura, bestaande uit de vernietiging van de koopovereenkomst, althans anderszins ongedaanmaking van de koopovereenkomst waarvan het gevolg is dat de eigendom van het perceel weer toekomt aan de gemeente.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens de eiser door in strijd te handelen met het gelijkheidsbeginsel (lees: door het niet naleven van de regels uit het Didam-arrest) en het zorgvuldigheidsbeginsel. Er is volgens de rechtbank geen sprake van één serieuze gegadigde omdat niet alleen de contractspartij, maar ook de eiser eigenaar is van een aan de reststrook grenzend perceel. De rechtbank stelt vast dat onrechtmatig handelen in beginsel leidt tot een recht op schadevergoeding.
Rechtbank houdt beslissing aan tot na arrest Hoge Raad
De koopovereenkomst is dus in strijd met de regels uit het Didam-arrest tot stand gekomen. Of een Didam-strijdige overeenkomst geldig, nietig of vernietigbaar is, is nog niet uitgemaakt en zal de Hoge Raad hoogstwaarschijnlijk verduidelijken in zijn het arrest dat hij in de bodemprocedure van de Didam-zaak zal wijzen. De rechtbank acht het daarom niet opportuun om nu al op dit punt te beslissen en besluit haar beslissing aan te houden tot na het arrest van de Hoge Raad.
Rechtbank sorteert voor op arrest Hoge Raad
In aanvulling op het voorgaande merkt de rechtbank op dat zij voorshands van oordeel is dat als de Hoge Raad zal oordelen dat een Didam-strijdige overeenkomst nietig of vernietigbaar is, een toewijzing van de vorderingen die daarop zien vereist dat deze ook tegen de contractspartij van de gemeente zijn ingesteld. Dit omdat de contractspartij onmiddellijk betrokken is bij de vraag of de door hem met de gemeente gesloten overeenkomst nietig dan wel vernietigbaar is. Om die reden acht de rechtbank het op zijn plaats dat de eiser de contractspartij op de voet van artikel 118 Rv alsnog in het geding betrekt.
Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank dat als de Hoge Raad (in lijn met de conclusie van de A-G) oordeelt dat een Didam-strijdige overeenkomst niet nietig of vernietigbaar is, er geen aanleiding bestaat voor een schadevergoeding in natura bestaande uit de vernietiging of ongedaanmaking van de koopovereenkomst. Dat zou immers via een omweg tot dezelfde uitkomst leiden. Volgens de rechtbank zou in dat geval slechts ruimte zijn voor een vergoeding van de schade, die op de gebruikelijke wijze (lees: in geld) moet worden begroot.
Conclusie
De rechtbank durft het dus niet aan om vooruitlopend op het arrest van de Hoge Raad te oordelen of de Didam-strijdige koopovereenkomst geldig, nietig of vernietigbaar is.
Andere gerechtelijke instanties hebben daar eerder wel een oordeel over geveld. Zo oordeelde de rechtbank Limburg dat een Didam-strijdige overeenkomst geldig is (ECLI:NL:RBLIM:2023:3086), de rechtbank Midden-Nederland driemaal dat deze nietig is (ECLI:NL:RBMNE:2023:1244, ECLI:NL:RBMNE:2023:6782 & ECLI:NL:RBMNE:2024:3167) en het Hof Arnhem-Leeuwarden tweemaal dat deze vernietigbaar is (ECLI:NL:GHARL:2023:2796 & ECLI:NL:GHARL:2024:3167).
Wel sorteert de rechtbank dus voor op het mogelijke oordeel van de Hoge Raad. De verwachting is dat de Hoge Raad op 25 oktober 2024 arrest wijst.