• Home |
  • Kennis |
  • Duurzame energie: ‘afsluitboete’ gasverlater verleden tijd?

Duurzame energie: ‘afsluitboete’ gasverlater verleden tijd?

Duurzame energie

Om de gestelde klimaatdoelen uit het klimaatakkoord van Parijs te behalen, heeft het kabinet op 28 juni 2019 het nationale Klimaatakkoord gepresenteerd. In dit klimaatakkoord heeft het kabinet afgesproken dat in 2050 zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af moeten.

De positie van gasafnemers bij de beëindiging van levering van aardgas roept daarbij wel vragen op. Voor de beëindiging vraagt de gasleverancier uiteenlopende vergoedingen die in de praktijk worden ervaren als ‘afsluitboetes’. Denk daarbij aan de kosten voor de fysieke ontkoppeling van de gasaansluiting, maar ook de kosten voor de beëindiging van de leveringsovereenkomst.

In deze blog staan wij stil bij die eerste kosten: de kosten die in rekening worden gebracht voor de ongevraagde fysieke ontkoppeling van de gasaansluiting.

Vonnis 4 augustus 2020: consument niet verplicht om afsluitboete te betalen

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2020:2734) geoordeeld dat een consument niet verplicht is kosten voor de ongevraagde verwijdering van de gasaansluiting in zijn woning te betalen. Hiermee wijkt de rechter af van eerdere beslissingen in soortgelijke zaken.

Is met dit vonnis de afsluitboete voor de ongevraagde verwijdering van de gasaansluiting voorgoed verleden tijd?

Feiten en omstandigheden

Het Regionaal Nutsbedrijf voor Zuid Drenthe en Noord Overijssel (‘Rendo’) vordert van € 399,30 voor het verwijderen van de gasaansluiting in de woning van een consument. Dit, nadat de consument de aansluit- en transportovereenkomst voor gas met Rendo had opgezegd en had laten weten dat hij definitief geen gebruik meer wenst te maken van de gasaansluiting.

Contractuele afspraken en algemene voorwaarden

Rendo betoogt dat zij op grond van de overeenkomst en de algemene voorwaarden wel een eenmalige vergoeding aan de consument in rekening mag brengen. Op grond van artikel 2.5.1.12. van de Tarievencode Gas zou de consument gehouden zijn om verwijderingskosten te betalen. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat bij beëindig van de overeenkomst eventuele kosten voor het fysiek afschakelen dan wel verwijderen van de aansluiting in rekening worden gebracht bij de voormalige aangeslotene.

De consument stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst niets bepaalt over het verwijderen van de aansluiting. Bovendien stelt hij dat er geen betekenis toekomt aan de algemene voorwaarden doordat deze niet tijdig ter hand zijn gesteld.

Ontbreken wettelijke grondslag

De consument stelt tevens dat er geen wettelijke grondslag is, omdat de Gaswet geen bevoegdheid schept om kosten voor ongevraagde verwijdering van een aansluiting in rekening te brengen.

Oordeel rechter: contractuele grondslag

De rechter oordeelt, kort samengevat, dat in dit geval een contractuele basis om verwijderkosten aan de consument door te berekenen, ontbreekt.

In de gesloten aansluit- en transportovereenkomst is niets bepaald over het verwijderen van de gasaansluiting. Daarbij heeft de consument op goede gronden de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen. Algemene voorwaarden, althans voorwaarden die worden verbonden aan een aansluit- en transportovereenkomst voor gas, moeten op grond van artikel 52b Gaswet voor of bij het sluiten van die overeenkomst aan de consument moeten worden verstrekt, bij gebreke waarvan de overeenkomst vernietigbaar is. Bovendien ontbreekt een contractuele verplichting, nu de consument geen opdracht heeft gegeven om deze aansluiting weg te halen.

Wettelijke grondslag Gaswet

De rechter overweegt dat in eerdere uitspraken is geoordeeld dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is. Daarmee is niet reeds gegeven dat de Tarievencode voor aangeslotene de verplichting schept om de, aan de hand daarvan vastgestelde tarieven, te voldoen. Volgens de rechter is dat alleen het geval als die verplichting terug te voeren is op een wet in formele zin, in dit geval de Gaswet.

De hamvraag is of artikel 12a van de Gaswet het doorberekenen van de kosten voor de ongevraagde verwijdering van de gasaansluiting rechtvaardigt. Artikel 12a van de Gaswet, zoals deze luidde toen de consument de overeenkomst beëindigde in 2018, bepaalde dat de Tarievencode Gas de elementen en wijzen van berekening beschrijft van:

“a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,

b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en

c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onder a, een aansluitpunt als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d.” (Het huidige artikel 12a van de Gaswet heeft dezelfde strekking.)

Voor regionale netbeheerders is sub c van belang. Tot 1 januari 2020 stond in artikel 10, zesde lid, van de Gaswet (en dus ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst) dat de netbeheerder tot taak heeft om eenieder die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting. Per 1 januari 2020 zijn daaraan twee taken toegevoegd te weten:

“c. aansluitingen te beheren en onderhouden” en

“d. aansluitingen te wijzigen, anders dan het omschakelen van die aansluitingen, of verwijderen, indien de afnemer hierom verzoekt”.

De kantonrechter komt, kort gezegd, tot de conclusie dat een wettelijke grondslag ontbreekt voor het in rekening brengen van de kosten voor de (ongevraagde) verwijdering van de aansluiting.

Afsluitboete verleden tijd?

De vraag rijst of met dit vonnis de afsluitboete voorgoed verleden tijd is. Wij denken van niet.

Om te beginnen erkent de rechter dat haar oordeel afwijkt van andere beslissingen over dit onderwerp. Zij besluit geen prejudiciële vragen te stellen, omdat het haar doelmatiger lijkt dat te doen in een zaak waarin ook vragen kunnen worden gesteld over de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden om andere redenen dan een ’te late ter handstelling’. Het is dus niet uitgesloten dat de Hoge Raad anders oordeelt over de vraag of kosten voor ongevraagde verwijdering van de aansluiting aan de consument kunnen worden doorberekend.

Wetsvoorstel STROOM en aanpassingen Gaswet

Daar komt nog bij dat het überhaupt de vraag is of de wetgever heeft bedoeld om alleen kosten van een gevraagde verwijdering van de aansluiting door te berekenen aan de consument. In het vonnis van de rechter wordt aandacht besteed aan het wetsvoorstel STROOM. Dit wetsvoorstel, dat ertoe strekte om de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 te harmoniseren en te vervangen door één nieuwe wet, is uiteindelijk niet tot wet verheven. De kantonrechter haalt aan dat in het conceptwetsvoorstel de maatwerkvergoeding was beperkt tot het ‘wijzigen en verwijderen van een aansluit op verzoek van de aangeslotene zelf’. Tijdens de consultatieronde heeft de brancheorganisatie voor netbeheerders, Netbeheer Nederland, de wetgever erop gewezen dat er ook een wettelijke basis moet zijn voor kosten die niet op verzoek van een aangesloten worden gemaakt (Consultatieverslag wetsvoorstel STROOM, p. 37). Het wetsvoorstel STROOM is hierop aangepast.

Het wetsvoorstel STROOM is zogezegd niet tot wet verheven. In plaats daarvan zijn de wijzigingen aanbracht in de Gaswet zelf. Het verzoek van Netbeheer Nederland is niet in de Gaswet overgenomen. Naar ons oordeel valt hieruit niet af te leiden dat de wetgever heeft beoogd alleen de kosten voor verwijdering van de afsluiting op verzoek van de consument door te berekenen. Het ligt meer voor de hand dat de wetgever abusievelijk niet iets bepaald heeft over de doorberekening van kosten voor de ongevraagde verwijdering.

Temeer nu de Warmtewet op dit punt per 1 januari 2020 is gewijzigd. (Dit punt wordt met de Warmtewet 2 niet opnieuw gewijzigd.) Artikel 4a van de Warmtewet bepaalt dat indien een leverancier een aansluiting op een warmtenet afsluit hij daarvoor ten hoogste een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen tarief in rekening brengt. Ook de memorie van toelichting wijst daarop. De wetgever heeft ten aanzien van afsluiting van een warmtenet overwogen dat een leverancier zowel bij gevraagde als ongevraagde afsluiting een tarief bij de consument in rekening mag brengen.

Ditzelfde heeft de wetgever opgenomen in het ontwerpwetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening (ook wel: ‘Warmtewet 2’). In artikel 2.33  lid 2 Warmtewet 2 staat dat indien een gebouweigenaar na vijf jaar na de aansluiting op het collectief warmtesysteem het warmtebedrijf verzoekt om afgesloten te worden, het warmtebedrijf voor de afsluit een door de ACM vast te stellen tarief in rekening brengt.

Naar ons oordeel valt niet in te zien waarom de wetgever een onderscheid zou maken tussen de kosten voor de fysieke afsluiting van de warmteaansluiting en de kosten voor de fysieke afsluiting van de gasaansluiting.

Conclusie: afsluitboete waarschijnlijk geen verleden tijd

In de uitspraak die in deze blog centraal staat, heeft de rechter geoordeeld dat de Gaswet geen wettelijke basis kent voor het doorberekenen van de kosten voor ongevraagde (fysieke) verwijdering van de gasaansluiting. De regionale netbeheerder heeft deze kosten ten onrechte doorberekend aan de consument.

Wij betwijfelen of de ‘afsluitboete’ voor de fysieke verwijdering van de gasaansluiting met deze uitspraak voorgoed verleden tijd is. Immers, de Hoge Raad heeft zich hierover (nog) niet uitgelaten. Enkel om doelmatige reden zijn geen prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Weliswaar laat de Gaswet alleen de kosten van de verwijdering van de aansluiting op verzoek doorberekenen, maar wanneer wordt gekeken naar het wetsvoorstel STROOM, de Warmtewet en het ontwerpwetsvoorstel Warmtewet 2, dan zien we dat de wetgever heeft aangeven dat een leverancier zowel bij gevraagde als bij ongevraagde afsluiting een tarief bij de consument in rekening mag brengen.

Zodra er ontwikkelingen zijn op dit vlak, dan gaan wij daar verder op in.

Heb je vragen over ontwikkelingen op het gebied van de klimaatdoelstellingen of duurzame projecten, neem dan contact op met José Jochemsen-Vernooij, Wiebe van de Rijt of Jan van Vulpen.