Duurzame energie: (voorkomen van) onrechtmatige hinder
Het opwekken van wind- en zonne-energie is hard nodig om de klimaatdoelen te halen die zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord. De wind- en zonneparken schieten daarom als paddenstoelen uit de grond.
Het komt regelmatig voor dat hinder wordt ervaren nadat een duurzaamheidsproject eenmaal is gerealiseerd. Ondanks het feit dat initiatiefnemers, overheden, projectontwikkelaars, omwonenden en belangengroepen in het voortraject regelmatig met elkaar om de tafel zitten.
Hinder kan zelfs leiden tot een rechtsgang, zoals in de recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. In deze blog komt deze uitspraak aan bod en nemen wij verschillende vragen met je door. Wat is onrechtmatige hinder? En hoe beoordeelt de rechter of daar sprake van is? Dat lees je in deze blog.
Onrechtmatige hinder
De gebruiker van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is aan gebruikers van andere erven hinder toebrengen. Dit volgt uit artikel 5:37 BW. In dit artikel wordt overigens gesproken over de eigenaar van een erf. Maar het artikel is ook van toepassing op niet-eigenaars die de grond gebruiken, zoals huurders of (erf)pachters.
Wat is hinder? (artikel 5:37 BW)
Artikel 5:37 BW noemt enkele voorbeelden van hinder die onrechtmatig kunnen zijn. Namelijk het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen. Alsook het onthouden van licht of lucht en het ontnemen van steun kan hinder opleveren.
Wanneer is hinder onrechtmatig? (artikel 6:162 BW)
Artikel 5:37 BW moet in samenhang met artikel 6:162 BW worden gezien. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat beantwoording van de vraag of hinder onrechtmatig is afhankelijk is van verschillende factoren:
- De aard van de hinder;
- de ernst van de hinder;
- de duur van de hinder;
- de schade die door de hinder is veroorzaakt;
- de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden.
Daarbij is mede van belang of degene die zich beklaagt over de hinder zich daar heeft gevestigd. Vóór of na het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten zijn gestart. In dat laatste geval zal enige mate van hinder eerder moeten worden geduld (arrest Bijenspat II).
Opgemerkt wordt nog dat het beschikken over of het ontbreken van een publiekrechtelijk vereiste vergunning niet zonder meer bepalend is voor het antwoord op de vraag of jegens een bepaalde derde sprake is geweest van onrechtmatige hinder.
De vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder wordt beantwoordt aan de hand van objectieve maatstaven.
Nadat vastgesteld is of de hinder onrechtmatig is, moet voor aansprakelijkstelling zijn voldaan aan de overige criteria van artikel 6:162 BW (en artikel 6:163 BW). Dat betekent dat in dit kader ook van belang is dat degene die aanvoert dat er sprake is van onrechtmatige hinder daadwerkelijk schade ondervindt van de hinder.
Uitspraak rechtbank Midden-Nederland: onrechtmatige hinder
Een concreet voorbeeld vinden wij in een casus waarin waarin woningeigenaren betogen ernstige geluidshinder te ondervinden aan naastgelegen windmolens. Daarbij beroepen de woningeigenaren zich ook op een drietal bestuursrechtelijke argumenten.
De feiten
In de kort geding procedure over overlast door een windmolenpark is een windmolenpark onderwerp van geschil. De woningeigenaren (hierna: familie Braber) stellen dat zij vanaf het moment waarop de windmolens zijn gaan draaien geconfronteerd worden met ernstige geluidshinder. Zij stellen dat zij ’s nachts wakker liggen van het geluid van de windmolens.
Oordeel voorzieningenrecht: onrechtmatige hinder?
De voorzieningenrechter wijst allereerst op de vaste rechtspraak over de vraag of hinder onrechtmatig is (arrest overwaaiende onkruidzaden).
Voor de familie Braber loopt het al stuk bij het zoeken naar objectieve en gekwantificeerde gegevens over de overlast. De voorzieningenrechter geeft aan dat niet elk geluid dat het windmolenpark produceert als hinder moet worden bestempeld. Er moeten objectieve maatstaven zijn om de overlast te kunnen meten.
De familie Braber wijst op algemene stukken waarin staat dat geluidshinder schadelijk is en dat windmolens voor geluidshinder kunnen zorgen. Daarnaast hebben zij een onderzoeksrapport overlegd dat ziet op de opstart- en inregelperiode van het windmolenpark. De voorzieningenrechter oordeelt dat familie Braber niet aan de hand van objectieve gegevens concreet maakt in welke mate zijn hinder ondervinden. De exploitant van het windmolenpark heeft aangeboden om metingen te verrichten bij de familie Braber, maar dat hebben zij zelf afgeslagen.
Daarnaast heeft de familie Braber onvoldoende betwist dat het windmolenpark zich aan de maatwerkvoorschriften houdt. De exploitant van het windmolenpark heeft laten berekenen wat de geluidsdruk op de gevels van de familie Braber is. Dat niveau ligt veel lager dan de maxima in de maatwerkvoorschriften. De exploitant wijst erop dat die maatwerkvoorschriften die zij hanteert strenger zijn. Zelfs strenger dan de normen die Nederland en de World Health Organization hanteren.
Kortom, de voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van onrechtmatige hinder.
Belangenafweging
De voorzieningenrechter oordeelt ook nog eens dat een belangenafweging in het nadeel van de familie Braber uitvalt. Immers, het per direct stilzetten van de windmolens heeft een enorme impact op de bedrijfsvoering van het windmolenpark. Naast het gegeven dat het invloed heeft op het behalen van de regionale, landelijke en zelf mondiale milieudoelen. Alles overziend moeten de belangen van de familie Braber wijken voor die van de exploitant van het windpark.
Les voor de praktijk
Bij vraagstukken over hinder veroorzaakt door windmolens, spelen alle omstandigheden van het geval een rol. Een partij die betoogt dat er sprake is van onrechtmatige hinder doet er goed aan voldoende objectieve gegevens te overleggen. Anders kan men niet aantonen dat er daadwerkelijk sprake is van hinder.
Daarentegen moet een exploitant van een windpark aan de voorkant zorgen dat de mogelijke hinder aan geluid, trillingen en dergelijke binnen de voorschriften gelegen zijn. Bij discussie zal men namelijk onderzoek verrichten. Aan de hand van objectieve gegevens wordt dan beoordeeld of er sprake is van hinder. En of die als onrechtmatig gekwalificeerd kan worden.
Vragen?
Heb je vragen over de ontwikkeling en realisatie van duurzame energieprojecten? Neem dan contact op met José Jochemsen-Vernooij of Stan Wannet.