Geen procesbesluit binnen beroepstermijn? Geen probleem!
Op 17 maart 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) een belangrijke uitspraak gedaan over het nemen van een procesbesluit tot het aanwenden van rechtsmiddelen door een bestuursorgaan (AbRS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:567). Niet langer is vereist dat dit procesbesluit binnen de beroepstermijn wordt genomen. Wel vereist is dat tijdens de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het ingestelde rechtsmiddel. De uitspraak versoepelt de eisen die tot nu toe golden voor bestuursorganen die, anders dan als verweerder, in het bestuursrecht procederen.
In deze blog wordt (het belang van) de uitspraak toegelicht.
Wat is een procesbesluit?
Om rechtsgeldig een rechtsmiddel te kunnen instellen, geldt voor bestuursorganen dat zij daarover een besluit moeten nemen. Dat besluit wordt een procesbesluit genoemd. De bevoegdheid om een procesbesluit te nemen, mag gemandateerd worden aan ambtenaren. Zie daarover bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:737).
Het procesbesluit moet worden onderscheiden van het daadwerkelijk instellen van het rechtsmiddel. Dat gebeurt door het indienen van een (hoger)beroepschrift.
De Afdeling heeft in een uitspraak van 22 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1104) expliciet overwogen dat een procesbesluit is vereist voor zowel het instellen van hoger beroep als voor het instellen van incidenteel hoger beroep. Aangenomen wordt dat een procesbesluit ook nodig is voor het aanwenden van overige rechtsmiddelen, zoals het maken van bezwaar, het instellen van beroep en het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:68) en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2006 (ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ5745).
Geen procesbesluit binnen beroepstermijn: ‘oude’ rechtspraak
Tot de uitspraak van 17 maart 2021 oordeelde de Afdeling dat het procesbesluit genomen moest worden binnen de beroepstermijn. Er werd aan het bestuursorgaan geen termijn gesteld om het ontbreken van een procesbesluit achteraf te repareren door alsnog een procesbesluit te nemen en te overleggen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1104):
“Vaststaat dat het college bij het besluit van 26 november 2019 de indiening van het incidenteel-hogerberoepschrift heeft bekrachtigd en dat er tot die datum geen besluit van het college was tot het instellen van incidenteel hoger beroep. De bekrachtiging na het verstrijken van de termijn maakt niet dat het incidenteel hoger beroep alsnog rechtsgeldig is.”
Geen procesbesluit binnen beroepstermijn: uitspraak van 17 maart 2021
De strenge lijn van de Afdeling lijkt met de uitspraak van 17 maart 2021 te zijn verlaten. Er gingen in deze zaak aan de kant van het bestuursorgaan twee dingen mis: (1) er was geen procesbesluit genomen en (2) de persoon die namens het bestuursorgaan hoger beroep had ingesteld, was daartoe niet gemachtigd. De uitspraak is met name relevant ten aanzien van het eerste punt:
“Gelet op de onder 4.2 vermelde regelingen, is voor het instellen van hoger beroep een rechtsgeldig besluit daartoe van het dagelijks bestuur vereist, tenzij het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep heeft gemandateerd. Dat mandaat kan weer worden ondergemandateerd. Ter zitting is desgevraagd bevestigd dat het dagelijks bestuur geen schriftelijk besluit heeft genomen tot het instellen van het hoger beroep. Anders dan uit de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1104, volgt, leidt het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit niet per definitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep. Van belang is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van het hoger beroep. Een procesbesluit kan daarmee ook na het verstrijken van de hogerberoepstermijn worden overgelegd.”
Het is dus niet langer vereist dat een procesbesluit binnen de hogerberoepstermijn wordt genomen, dat kan ook na het verstrijken van die termijn nog. Waar het om gaat is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het ingestelde hoger beroep. Wat in hoger beroep geldt, geldt uiteraard ook voor bezwaar en beroep in eerste aanleg.
Een door het bestuursorgaan daartoe gemandateerde (in dit geval de directeur van een gemeenschappelijke regeling die gemandateerd was om namens het dagelijks bestuur een procesbesluit te nemen én hoger beroep in te stellen) heeft naar aanleiding van de heropening van het onderzoek overigens geen procesbesluit overgelegd. De directeur heeft met terugwerkende kracht namens het dagelijks bestuur de indiener van het hoger beroep gemachtigd tot het instellen van hoger beroep:
“Op grond van artikel 4, van het ondermandaatbesluit is de directeur bevoegd tot het aanwijzen van personen werkzaam bij SNN tot het nemen van besluiten tot het instellen van een (hoger) beroepsprocedure en het optreden als gemachtigde in bestuursrechtelijke (hoger)beroepsprocedures, als bedoeld in artikel 3 sub q en r van het mandaatbesluit. Hieruit en uit het document van 20 mei 2020, waarin de directeur mevrouw Y. Snijder heeft gemachtigd tot het instellen van hoger beroep, volgt dat bevoegdelijk namens het dagelijks bestuur hoger beroep is ingesteld. Een procesbesluit is daarnaast niet meer nodig.”
Hiermee staat volgens de Afdeling vast dat bevoegdelijk namens het dagelijks bestuur hoger beroep is ingesteld. Een afzonderlijk procesbesluit is dan volgens de Afdeling niet meer nodig.
Conclusie
Uit de uitspraak van 17 maart 2021 volgt dus dat het voor de geldigheid van het beroep niet (meer) nodig is om een procesbesluit binnen de beroepstermijn te nemen.
Sterker nog, uit de uitspraak volgt dat een afzonderlijk procesbesluit voor de ontvankelijkheid van het beroep onder omstandigheden niet nodig is. Waar het om gaat is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van beroep. Wel blijft het van belang dat binnen de beroepstermijn de identiteit van de indiener van het beroep (het bestuursorgaan) bekend moet zijn, daar brengt de uitspraak van 17 maart 2021 geen verandering in.
Heb je nog vragen over dit onderwerp? Heb je bijvoorbeeld twijfels over de rechtsgeldigheid van een ingesteld hoger beroep? Neem dan gerust contact met mij op.