Gegronde vrees voor herhaling en continuïteit overtredingen. Omstandigheden overtredingen kunnen met elkaar op één lijn worden gesteld. Duivenoverlast (AB 2021/256)
Gelet op de continuïteit van de overtredingen in het verleden, de toename in het aantal ter plaatse aanwezige duiven na het besluit van 15 oktober 2018 en het belang van appellant om van overlast gevrijwaard te blijven, heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering op het standpunt mogen stellen dat er geen gegronde vrees was voor herhaling van de overtreding. In verband daarmee heeft het college ook niet zonder meer mogen volstaan met een informele afspraak met belanghebbenden. Het besluit van 8 april 2019 verdraagt zich in dit opzicht daarom niet met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De Afdeling komt daarom tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 8 april 2019 in stand kon blijven.