Handhaving ten tijde van de coronacrisis

Handhaving coronacrisis

De maatregelen die zijn genomen vanwege de coronacrisis hebben ook gevolgen voor bestuurlijke handhaving. Zowel voor lopende handhavingstrajecten als voor de mogelijkheid tot het houden van toezicht en bij nieuwe handhavingsverzoeken.

Voor het bevoegd gezag spelen onder meer zaken als beslistermijnen, de vraag of en hoe er nog controles door toezichthouders kunnen worden uitgevoerd en de mogelijkheden in het kader van een noodverordening.

Ook voor overtreders spelen vragen in het kader van de genomen maatregelen. Maakt dit dat begunstigingstermijnen worden verlengd? Wat gebeurt er met de invordering van verbeurde dwangsommen? En wat te doen bij een bezoek van toezichthouders? In deze blog ga ik hierop in.

Toezicht

De maatregel dat iedereen zoveel mogelijk thuis blijft en 1,5 meter afstand moet houden, heeft gevolgen voor het toezicht op de naleving. Op grond van artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: ‘Awb’) heeft een toezichthouder vergaande bevoegdheden om plaatsen te betreden. Met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 5:20, lid 1, van de Awb bevat bovendien een medewerkingsplicht.

Medewerkingsplicht

Deze medewerkingsplicht kan door middel van bijzondere wetten worden afgedwongen. Zo bepaalt artikel 5.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bijvoorbeeld dat het bestuursorgaan dat bevoegd is tot bestuursrechtelijke handhaving (ook) bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, lid 1, van de Awb en kan op grond van artikel 1:80, lid 1, aanhef en onder d, van de Wet op het financieel toezicht een bestuurlijke boete worden opgelegd voor overtreding van de medewerkingsplicht in dat kader.

Controles door toezichthouders

Het kan voor toezichthouders onder de huidige omstandigheden lastiger zijn om hun werk te doen. Daarnaast is er mogelijk minder capaciteit beschikbaar omdat deze elders wordt ingezet. Bijvoorbeeld voor controles ten aanzien van de naleving van de afstandsregel in openbare ruimtes. Ook kunnen controles worden opgeschort gedurende de termijn van de ‘intelligent lockdown’. In sommige gevallen kan de vraag rijzen of een controle op dit moment nog wel opportuun is. In andere gevallen is een controle op dit moment niet aan de orde, zoals in het onderwijs in het kader van de leerplicht.

De coronacrisis vormt op zichzelf geen omstandigheid om een toezichthouder de toegang te ontzeggen of om geen medewerking te verlenen. Het is immers veelal nog steeds mogelijk om een toezichthouder medewerking te verlenen met inachtneming van de 1,5 meter. Er kan onder de huidige omstandigheden uiteraard op voorhand een afspraak in worden gepland voor het controlebezoek, zodat rekening kan worden gehouden met de veiligheidsmaatregelen en deze kunnen worden gewaarborgd. Dit zal echter niet in alle gevallen een wenselijke oplossing zijn.

Beslistermijn bij handhavingsverzoeken

Op grond van artikel 4:13 van de Awb moet in beginsel binnen acht weken na ontvangst van een handhavingsverzoek worden beslist. Zie over beslistermijnen ook onze eerdere blog over het voorbereiden van besluiten en beslissen tijdens de coronacrisis.

De vraag is of de coronacrisis een reden kan zijn om de termijn voor het geven van een beschikking op een handhavingsverzoek op te schorten omdat het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven (als bedoeld in artikel 4:15, lid 2, onder c, van de Awb).

Sprake van overmacht?

Op de website van de VNG worden veelgestelde vragen over het coronavirus van een antwoord voorzien. Volgens de VNG zouden gemeenten door het coronavirus in een situatie van overmacht kunnen komen. Het is dan nog wel noodzakelijk dat het bestuursorgaan voor het verstrijken van de beslistermijn aan de aanvrager meedeelt dat de beslistermijn is opgeschort, alsmede binnen welke termijn de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een situatie van overmacht, aldus de VNG.

Het lijkt onder de omstandigheden op dit moment niet waarschijnlijk dat er voor handhavingsbesluiten snel overmacht zal worden aangenomen vanwege de coronacrisis. Het is immers in principe nog steeds mogelijk om tijdig op een aanvraag te beslissen omdat alles digitaal kan, ook vanuit huis.

In geval van een verzoek om handhaving zal er echter voordat handhaving aan de orde kan zijn, door een daartoe bevoegde toezichthouder moeten worden geconstateerd dat sprake is van een overtreding. Dit betekent dat de toezichthouder ter plaatse moet gaan kijken. Zoals hiervoor al opgemerkt, kan het onder omstandigheden lastiger zijn om bepaalde controles uit te voeren. Dit kan maken dat het meer tijd kost om op een handhavingsverzoek te beslissen. Hieruit volgt overigens niet dat niet aan de beginselplicht tot handhaving moet worden voldaan: uitstel betekent geen afstel.

Spoedwet COVID-19

Op 8 april 2020 hebben de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid’ (hierna: ‘wetsvoorstel’) bij de Tweede Kamer ingediend.

Het wetsvoorstel bevat voornamelijk tijdelijke voorzieningen die in beginsel per 1 september 2020 vervallen. Het bevat verschillende voorzieningen en wettelijke aanpassingen om het wetgevingsproces, de rechtspraak en het openbaar bestuur zo goed als mogelijk te laten functioneren, zolang de beperkingen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus (Covid-19) gelden. Zie over het wetsvoorstel ook onze eerdere blog.

Op 8 april 2020 is ook het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel openbaar geworden. De Afdeling advisering onderschrijft de noodzaak van de aanpassingen en voorzieningen, maar maakt daarover wel een aantal opmerkingen.

De Tweede Kamer heeft op 16 april 2020 ingestemd met het wetsvoorstel. Naar verwachting wordt dit op 21 april 2020 in de Eerste Kamer besproken.

Bestuursdwangbevoegdheid voorzitters veiligheidsregio’s

Verder is met het wetsvoorstel een aanpassing beoogd ten aanzien van de bevoegdheid van de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Op grond van artikel 176 van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om een noodverordening uit te vaardigen als het gaat om een ‘ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis’, ofwel als de crisis de gemeentegrenzen te buiten gaat. Dan is, op grond van artikel 39 van de Wet op de Veiligheidsregio’s, de voorzitter van de veiligheidsregio hiertoe – bij uitsluiting – bevoegd.

Een verwijzing naar artikel 125 van de Gemeentewet ontbreekt echter, wat maakt dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s geen bestuursdwangbevoegdheid hebben. Deze bevoegdheid is dus op dit moment (nog) niet in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s opgenomen.

Wel bevoegdheid door wijziging in wetsvoorstel

In het wetsvoorstel is dit gewijzigd en is ook voor de voorzitter van een veiligheidsregio de bevoegdheid opgenomen tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

Als de voorzitter van een veiligheidsregio op grond van artikel 39, lid 1, van de Wet veiligheidsregio’s toepassing heeft gegeven aan de onder b van dat artikellid genoemde artikelen uit de Gemeentewet, dan is hij ingevolge het wetsvoorstel ook bevoegd toepassing te geven aan artikel 125 van de Gemeentewet voor zover de last dient tot handhaving van regels die hij in verband met die toepassing uitvoert. De bedoeling is dat deze wijziging een permanent karakter krijgt.

De Afdeling advisering adviseert om ook hieraan een tijdelijk karakter te geven. Op een later moment kan worden bezien of de maatregelen (meer) permanent moeten worden geregeld. Via de reguliere wetgevingsprocedure kunnen dan ook andere partijen hierover worden geconsulteerd.

Verlenging begunstigingstermijn

Een ander belangrijk aspect is de begunstigingstermijn bij een opgelegde last onder bestuursdwang of dwangsom. Waar een al lopende begunstigingstermijn onder normale omstandigheden voldoende kan worden geacht, kan het zijn dat dit inmiddels anders ligt.

Volgens de rechtspraak mag een begunstigingstermijn niet langer zijn dan noodzakelijk om de overtreding op te heffen of te beëindigen. Artikel 5:34 van de Awb geeft de mogelijkheid om (op verzoek van de overtreder) de last op te heffen, de looptijd ervan voor een bepaalde termijn op te schorten of de dwangsom te verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het bestuursorgaan kan dit ook ambtshalve doen.

Het is denkbaar dat het vanwege de omstandigheden op dit moment lastig of vrijwel onmogelijk is om binnen de begunstigingstermijn aan een opgelegde last te voldoen. Bijvoorbeeld als het opheffen van de last betekent dat alternatieve woonruimte moet worden gezocht, wat bemoeilijkt wordt door de maatregelen. In dat geval kan er aanleiding zijn om de begunstigingstermijn te verlengen.

Vakantieparken en arbeidsmigranten

Een ander punt van aandacht, zijn de (buitenlandse) arbeidsmigranten of tijdelijke werknemers die bijvoorbeeld (in recreatiewoningen) op vakantieparken verblijven.

De VNG heeft in de brief van 24 maart 2020 aan de Tweede Kamer ter voorbereiding op het debat van 26 maart 2020 al aandacht gevraagd over hoe om te gaan met arbeidsmigranten die nog niet naar hun land van herkomst zijn terug gekeerd.

Minister van Veldhoven heeft in de Kamerbrief van 3 april 2020 de veiligheidsregio’s opgeroepen om wanneer zij door middel van de noodverordening COVID-19 recreatief nachtverblijf op vakantieparken en andere recreatieve locaties verbieden, de uitzonderingsbepaling voor arbeidsmigranten en andere mensen die hier (tijdelijk) wonen ruimhartig toe te passen. Als er geen onveilige situatie bestaat is er volgens de minister op dit moment geen reden om deze mensen op straat te zetten.

Daarnaast vraagt zij aan gemeenten om te kijken naar de mogelijkheden om termijnen van lasten onder dwangsom tijdelijk op te schorten om te voorkomen dat mensen nu alternatieve huisvesting moeten gaan zoeken. Zij signaleert dat dit in veel gemeenten inmiddels ook al praktijk is geworden.

Invordering

De uitbraak van het coronavirus kan ook gevolgen hebben voor (lopende) invorderingstrajecten. Bijvoorbeeld omdat mensen hierdoor in ernstige financiële problemen terechtkomen.

Hoewel de uitbraak van het coronavirus en de genomen maatregelen niet direct een reden geven om van invordering af te zien, kan het toch zijn dat er vanwege de omstandigheden maatwerk geboden is.

Zo is het denkbaar dat er in geval van (tijdelijke) betalingsonmacht een betalingsregeling wordt getroffen. Ook kan de invordering tijdelijk worden opgeschort en kan terughoudender worden omgegaan met de inzet van dwangmaatregelen.

Vragen?

Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact op met Chantal van Mil of een van onze andere specialisten op het gebied van omgevingsrecht of handhaving.