Het belang van een eenduidige arbitrageclausule

Arbitrage

Het staat contractspartijen vrij om af te spreken dat eventuele geschillen niet door de (overheids)rechter zullen worden beslecht, maar dat deze bij wijze van arbitrage aan een scheidsgerecht worden voorgelegd.

Als voor arbitrage gekozen wordt, moeten partijen dit met elkaar overeenkomen. De afspraak in de overeenkomst of algemene voorwaarden mag er dan geen misverstand over laten bestaan dat partijen kiezen voor deze manier van geschilbeslechting. En daar wil het nog wel eens mis gaan, zoals wel blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Limburg.

In deze blog wordt het belang van een eenduidige arbitrageclausule besproken.

(Overheids)rechter of arbitrage?

Maar eerst: wordt het arbitrage of de overheidsrechter? Beide vormen van geschilbeslechting hebben zo hun voor- en nadelen. Zo is arbitrage over het algemeen duurder dan overheidsrechtspraak. Daar staat tegenover dat een arbitrageprocedure achter gesloten deuren plaatsvindt en de uitspraak in beginsel niet openbaar wordt gemaakt. Als de overheidsrechter zich over de zaak buigt, gebeurt dit dus in het openbaar.

Contractspartij buiten Europa

Ook als wordt gecontracteerd met een partij die buiten Europa gevestigd is, kan het de moeite waard zijn om te kiezen voor arbitrage. Vonnissen gewezen door Nederlandse overheidsrechters worden namelijk niet altijd buiten Europa erkend, wat tot gevolg kan hebben dat het vonnis niet of moeilijk ten uitvoer kan worden gelegd.

Arbitrale vonnissen worden in veel landen in de wereld wél erkend. Dat komt omdat een heel groot deel van de wereld aangesloten is bij het Verdrag van New York, waarmee landen hebben afgesproken elkaars arbitrale vonnissen te erkennen.

Vooraf opnemen bij het sluiten van een overeenkomst

Als arbitrage de voorkeur heeft, moet dit wel expliciet overeengekomen worden. Dit kan door een clausule in de te sluiten overeenkomst op te nemen, of in de daarop toepasselijke algemene voorwaarden. Het is belangrijk dat uit die clausule kristalhelder volgt dat voor arbitrage gekozen wordt. Anders zou zich een situatie voor kunnen doen zoals recent aan de orde is geweest in de hiervoor genoemde  zaak behandeld door de Rechtbank Limburg.

Het gevolg van een dubbelzinnige overeenkomst

In de zaak die is behandeld door Rechtbank Limburg was een geschil ontstaan tussen Natuurrust, een exploitant van een natuurbegraafplaats, en een nabestaande van een overledene. Natuurrust had  bij overeenkomst grafrecht verleend aan de nabestaande. De nabestaande wilde onder meer afdwingen dat Natuurrust niet langer gebruik zou maken van het pad dat vóór het betreffende graf lag. De nabestaande heeft zich hiertoe tot de overheidsrechter gewend. Natuurrust deed vervolgens een beroep op de onbevoegdheid van deze rechter, omdat partijen arbitrage met elkaar waren overeengekomen. In de grafakte was het volgende opgenomen:

Partijen komen overeen dat een eventueel geschil door partijen kunnen worden voorgelegd bij wijze van arbitrage zoals bedoeld in artikel 1026 en volgende Wetboek van Rechtsvordering aan een scheidsgerecht, bestaande uit drie arbiters.(…) Indien en voor zover het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart op grond van het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst is de gewone rechter, alsdan de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd”.

De Rechtbank Limburg volgt de stellingen van de nabestaande.  Zij overweegt dat zij wel degelijk bevoegd is, omdat arbitrage niet dwingend is overeengekomen:

Een arbitrageovereenkomst impliceert afstand van het recht op toegang tot het bij de wet ingestelde gerecht. Volgens vaste rechtspraak moet die afstand, evenals de afstand van andere fundamentele rechtenvrijwillig en ondubbelzinnig geschieden. Alleen ondubbelzinnige aanknopingspunten voor een afstand van toegang tot de overheidsrechter zijn voldoende voor het oordeel dat de wederpartij die afstand mocht begrijpen en verwachten. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit art. 7 van onderhavige grafakte niet dat arbitrage exclusief is overeengekomen, nu is overeengekomen dat partijen een eventueel geschil bij wijze van arbitrage kunnen voorleggen.

Overheidsrechter ondanks arbitrageclausule tóch bevoegd

Het woord “kunnen” gooit dus roet in het eten en heeft tot gevolg dat – hoewel op het eerste oog arbitrage leek te zijn overeengekomen – de overheidsrechter tóch bevoegd was zich over het geschil te buigen. Dit kan vervelende gevolgen hebben, zeker als juist vanwege de vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure of het internationale karakter van de rechtsverhouding voor arbitrage was gekozen.

Vragen?

Wil je weten of de door jou gebruikte arbitrageclausule duidelijk is en alle vereiste (en/of mogelijke) elementen bevat? Of heb je andere vragen over arbitrage? Neem dan gerust contact op met onze specialist commerciële contracten en procesrecht Valerie Kruijtzer. Zij kijkt graag met je mee.