Minister beantwoordt vragen over betaalplanologie
Het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet is in de Tweede Kamer behandeld. De stemming over het wetsvoorstel is uitgesteld, maar de amendementen zijn wel behandeld. Vooruitlopend op de behandeling in de Kamer heeft minister Ollongren twee kamerbrieven gestuurd over betaalplanologie.
De kamerbrief van 4 oktober 2019: is betaalplanologie mogelijk?
In de brief van 4 oktober 2019 reageert de minister op een brief van “F.M. te S.”. In die brief zijn vragen gesteld over betaalplanologie. Gevraagd is of een gemeente planologische medewerking afhankelijk mag stellen van het sluiten van een overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente, waarbij de burger wordt verplicht een geldbedrag te betalen voor toekomstige voorzieningen, verbeteringen in de omgeving of voor onderhoudskosten. Verder is gevraagd of de regels die worden gesteld aan publiekrechtelijk kostenverhaal ook gaan gelden voor privaatrechtelijk kostenverhaal.
De minister antwoordt dat de Omgevingswet en ook het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom betaalplanologie niet mogelijk maken.
Volgens de minister is ook onder de werking van de Omgevingswet toestemming voor het verrichten van activiteiten in de fysieke leefomgeving niet te koop, waarbij wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en de nota van wijziging (zie Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 3, p. 170, en nr. 5, p. 3).
Een vrijwillige bijdrage?
Privaatrechtelijke afspraken mogen alleen op basis van vrijwilligheid gemaakt worden. Van vrijwillige bijdragen is volgens de minister geen sprake meer, als de gemeente die afspraken kan afdwingen door planologische medewerking te weigeren.
Volgens de minister kan het gemeentebestuur een verzoek om planologische medewerking (een verzoek om wijziging van een omgevingsplan of een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan) niet afwijzen op de grond dat privaatrechtelijk geen overeenstemming is bereikt over kostenverhaal of over het betalen van een financiële bijdrage.
Wij vragen ons wel af hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de recente rechtspraak van de Afdeling (AbRS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2950), waarin de Afdeling – kort samengevat- heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid de door appellant voor zijn recreatiewoning gewenste woonbestemming heeft kunnen weigeren, omdat hij geen anterieure overeenkomst heeft gesloten die strekt tot betaling van een vereveningsbijdrage.
Andere voorwaarden privaatrechtelijk kostenverhaal?
De minister geeft verder aan dat zij er geen voorstander van is om de voorwaarden die worden gesteld aan publiekrechtelijk kostenverhaal òòk te laten gaan gelden voor privaatrechtelijk kostenverhaal. Dat zou volgens de minister betekenen dat op afspraken over kostenverhaal en over financiële bijdragen voor gebieden, de zogenoemde ‘PPT-criteria’ van toepassing zijn.
Het gevolg daarvan is dat alle bijdragen in het privaatrechtelijk kostenverhaal direct verband moeten houden met de bouwontwikkeling. De minister hecht er grote waarde aan dat gemeenten en initiatiefnemers de vrijheid houden om afspraken te maken over de betaling van bijdragen die niet direct verband houden met de bouwactiviteit.
Zulke afspraken kunnen volgens de minister bijdragen aan de grote opgaven van zowel gemeenten als ontwikkelaars om de kwaliteit en leefbaarheid van de fysieke leefomgeving te behouden en waar mogelijk te verbeteren.
De kamerbrief van 8 oktober 2019: reactie op de brief van NEPROM
De minister reageert verder in een kamerbrief van 8 oktober 2019 op de brief van NEPROM, waarin NEPROM namens haar leden kritiek heeft geuit op de nota van wijziging (Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 5). In de nota van wijziging is voorgesteld om (ook) onder de werking van de Omgevingswet financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken, mits deze ruimtelijke ontwikkelingen onderdeel uitmaken van een omgevingsvisie of programma.
Aanvankelijk wilde de wetgever deze mogelijkheid in de Omgevingswet schrappen. De minister licht toe dat financiële bijdragen moeten kunnen worden gevraagd voor behoud of verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in een gemeente, die indirect een relatie hebben met een bouwplan. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een bijdrage waarmee de aanleg van een stadspark elders in de gemeente wordt bekostigd.
Financiële bijdrage op vrijwillige basis?
Een afspraak over een financiële bijdrage kan een gemeente op grond van het wetsvoorstel alleen op vrijwillige basis in een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maken. Dit is vergelijkbaar is met de huidige mogelijkheid in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bij het maken van zulke afspraken geldt wel de beperking dat de ontwikkeling waarvoor de bijdrage wordt gevraagd, moet zijn vastgelegd in een omgevingsvisie of programma.
De achterliggende gedachte om het contracteren over een financiële bijdrage onder de Omgevingswet te continueren, is dat hieraan in de praktijk veel behoefte blijkt te bestaan. Financiële bijdragen ondersteunen de bekostiging van de opgaven van gemeenten, provincies en ook waterschappen bij gebiedsontwikkeling.
Volgens de minister is maatwerk vereist en is het niet de bedoeling dat een extra bijdrage bovenop de kostenverhaalsbijdrage leidt tot stagnatie in de woningbouwproductie.
Leidt contracteren over een financiële bijdrage tot betaalplanologie?
NEPROM heeft erop gewezen dat de mogelijkheid om te contracteren over financiële bijdragen zal leiden tot baatafroming of betaalplanologie.
De minister deelt die vrees niet, waarbij zij benadrukt dat het wetsvoorstel betaalplanologie niet mogelijk maakt. Daarbij wijst de minister erop dat de mogelijkheden tot publiekrechtelijk kostenverhaal beperkt zijn tot de kosten voor voorzieningen die voldoen aan de ‘PPT-criteria’. De regeling voor kostenverhaal kan daardoor niet worden ingezet voor kosten van voorzieningen die indirect verband houden met de bouwactiviteit.
In dit verband is interessant dat de Tweede Kamer tijdens de behandeling op 16 oktober 2019 het gewijzigde amendement van Ronnes e.a. (Kamerstukken II, 2019-20, 35 133, nr. 34) heeft aangenomen, waarin is bepaald dat financiële bijdragen aan ontwikkelingen ter verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving ook publiekrechtelijk kunnen worden afgedwongen, mits er een functionele samenhang tussen de activiteit en de beoogde ontwikkelingen is, en de bekostiging van de ontwikkelingen niet anderszins is verzekerd.
Conclusie
Ook onder de Omgevingswet blijft het uitgangspunt dat geen sprake zal zijn van betaalplanologie. Mede met het oog op de recente rechtspraak van de Afdeling en het amendement Ronnes e.a. is het de vraag hoe het (onder andere publiekrechtelijke) verhaal van financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen onder de Omgevingswet verder vorm krijgt. Blijf ons volgen om op de hoogte te blijven.
Vragen?
Heb je vragen naar aanleiding van deze bijdrage over betaalplanologie (en bijv. contracteren over een financiële bijdrage)? Neem dan contact op met Chantal van Mil en Marie-Anna Bullens.