Natura 2000 en referentiesituatie bestemmingsplan
Regelmatig wordt ons de vraag gesteld wat bij de toetsing van een bestemmingsplan aan ‘Natura 2000’ dient te gelden als referentiesituatie. De jurisprudentie hierover van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan als volgt worden samengevat.
Feitelijke en planologisch legale situatie
Uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1515) volgt dat de feitelijke en planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan heeft te gelden als referentiesituatie bij de toetsing van een bestemmingsplan aan artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 (oud) (Nbw) (thans artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb)).
In de uitspraak van 8 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:298) bevestigt de Afdeling het voorgaande. De Afdeling verwijst in deze uitspraak naar de genoemde uitspraak van 1 juni 2016.
Daarnaast merkt de Afdeling expliciet op dat het bij het bepalen van de referentiesituatie niet van belang is of het feitelijke, planologische legale gebruik ten tijde van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan ook milieurechtelijk legaal is. Naar het oordeel van de Afdeling is evenmin van belang of voor dit gebruik een omgevingsvergunning bouwen is verleend.
Indien aansluiting wordt gezocht bij de feitelijke en planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan, is het niet noodzakelijk dat een brug wordt gelegd met de vergunde situatie.
Eén-op-één inpassing
De Afdeling heeft in voornoemde uitspraak van 1 juni 2016 verder bevestigd dat het mogelijk is een onherroepelijke Nbw-vergunning één-op-één in te passen in een bestemmingsplan.
Hiervoor is noodzakelijk dat het bestemmingsplan niet méér mogelijk maakt dan hetgeen door de Nbw-vergunning is toegestaan. Dit dient in de planregels van het bestemmingsplan geborgd te zijn. Indien in de planregels verwezen wordt naar een Nbw-vergunning, dient uit het oogpunt van rechtszekerheid duidelijk te zijn welke Nbw-vergunning precies bedoeld wordt. Dit kan duidelijk worden gemaakt door te verwijzen naar de datum en het kenmerk van de betreffende Nbw-vergunning.
Het is aannemelijk dat het voorgaande eveneens geldt voor de Wnb-vergunning. Algemene verwijzingen in planregels naar Nbw- en Wnb-vergunningen zijn dus niet specifiek genoeg.
Het is verder aannemelijk dat het voorgaande eveneens geldt voor de omgevingsvergunning die met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht is verleend (de ‘aangehaakte’ vergunning) en de verklaring van geen bedenkingen die met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2, van de Natuurbeschermingswet 1998 (thans: artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht) is verleend. Hierover is mij echter geen jurisprudentie bekend.