Aanvullingsspoor grondeigendom Omgevingswet: regeling gebruiksvergoeding ter consultatie
Op 27 mei 2020 is de internetconsultatie van de regeling voor de gebruiksvergoeding gestart. De regeling voor de gebruiksvergoeding wordt toegevoegd aan de Aanvullingsregeling grondeigendom Omgevingswet. Tot 24 juni 2020 kan een ieder reageren op het concept van deze regeling.
In deze blog bespreken wij de verschillende punten die in de regeling voor gebruiksvergoeding aan bod komen.
Redelijke gebruiksvergoeding
Rechthebbenden op onroerende zaken aan wie een gedoogplicht wordt opgelegd, hebben op grond van de Omgevingswet recht op een schadevergoeding. Naar aanleiding van het amendement Bisschop en Ronnes bij de Invoeringswet Omgevingswet is daaraan voor een aantal gedoogplichten een recht toegevoegd in de vorm van een (jaarlijkse) gebruiksvergoeding.
Artikel 13.3e, eerste lid, van de Omgevingswet, zoals dat luidt als gevolg van het amendement, geeft rechthebbenden onder voorwaarden een aanspraak op een redelijke gebruiksvergoeding van de initiatiefnemer die het werk uitvoert waarvoor de gedoogplicht is opgelegd. Het tweede lid bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de toepassing van het recht op een redelijke gebruiksvergoeding. De bij het concept van de aanvullingsregeling ingevoegde afdeling 14.x in hoofdstuk 14 van de Omgevingsregeling voorziet hierin.
Toepassingsbereik van het recht op een gebruiksvergoeding
De jaarlijkse gebruiksvergoeding wordt toegekend bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.14 of 10.21 van de Omgevingswet.
Artikel 10.14 van de Omgevingswet bevat de gedoogplichten met betrekking tot energie en mijnbouw. De rechthebbende aan wie op deze grondslag een gedoogplicht is opgelegd, ontvangt op grond van artikel 13.3e, eerste lid, van de
Omgevingswet geen gebruiksvergoeding als de initiatiefnemer een netbeheerder is als bedoeld in de Elektriciteitswet, de Gaswet of de Warmtewet. Er kan wel een gebruiksvergoeding aan de orde zijn bij bijvoorbeeld het winnen van steenzout, het aanleggen van een windmolenpark, pijpleidingen of -netten als onderdeel van een productieproject en leidingen die dienen voor het transport van gas vanaf de winningsplaats rechtstreeks naar een verwerkingsinstallatie.
Oplegging van een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.21 van de Omgevingswet kan voor het tot stand brengen of opruimen van andere werken van algemeen belang. Een werk kan als werk van algemeen belang worden gekwalificeerd als dit gerechtvaardigd is vanuit het belang van openbare veiligheid, het beschermen van de fysieke leefomgeving, zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen. Onder dit artikel bestaat op grond van artikel 13.3e, eerste lid, van de Omgevingswet geen recht op een jaarlijkse gebruiksvergoeding wanneer de initiatiefnemer een bestuursorgaan is.
De rechthebbende ontvangt de gebruiksvergoeding bovenop de schadevergoeding die wordt verkregen als gevolg van het opleggen van een gedoogplicht op grond van hoofdstuk 10 van de Omgevingswet, als in die schadevergoeding uitdrukkelijk geen gebruiksvergoeding is inbegrepen. Wij verwachten dat dit de nodige discussie over de omvang van de schadevergoeding gaat opleveren. Het is namelijk nog maar de vraag hoe bepaald wordt of al dan niet een gebruiksvergoeding al als onderdeel in de schadevergoeding is opgenomen.
Effecten
Door deze nieuw voorgestelde afdeling gelden landelijke regels voor de vaststelling van de gebruiksvergoeding bij gedoogplichten. In de consultatieversie van de regeling is opgenomen dat de gebruiksvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de waarde van de grondoppervlakte waarop de gedoogplicht rust, vermenigvuldigd met een rendementsfactor van 2%.
De te betalen vergoedingen zijn volgens de wetgever geen onderdeel van de regeldruk, maar financiële kosten. De initiatiefnemer betaalt de vergoeding aan de eigenaar en eventuele andere rechthebbenden. Hierbij is geen rol voor decentrale overheden voorzien. Als zich hierover geschillen voordoen, kunnen deze worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.
Ook heeft de regeling mogelijk enige reflexwerking op afspraken (buiten een gedoogplicht om) tussen eigenaar en initiatiefnemer. Het recht op een gebruiksvergoeding is beperkt tot gedoogplichten voor commerciële initiatieven. Aan de hand van het totale aantal gedoogplichten dat de afgelopen vijf jaar (jaarlijks) is opgelegd, kan een inschatting worden gemaakt van het aantal gedoogplichten waarbij commerciële initiatieven aan de orde zijn geweest. Tijdens de consultatie zal deze inschatting worden gemaakt. De verwachting is dat de totale lasteneffecten landelijk gezien beperkt zijn.
Toepassingsbereik: nieuw artikel 14.#1 (artikel 13.3e, tweede lid, Omgevingswet)
Het nieuwe artikel 14.#1 bepaalt het toepassingsbereik van afdeling 14.2 van de Omgevingsregeling. Deze bepalingen zijn alleen van toepassing als een initiatiefnemer bij een gedoogplicht een redelijke gebruiksvergoeding verschuldigd is aan een eigenaar of een andere rechthebbende op een onroerende zaak.
Een gebruiksvergoeding is alleen aan de orde bij een gedoogplicht voor werken
van algemeen belang als bedoeld in artikel 10.21 van de Omgevingswet, voor zover de initiatiefnemer geen bestuursorgaan is. Daarnaast kan een gebruiksvergoeding aan de orde zijn bij gedoogplichten voor energie en mijnbouw als bedoeld in artikel 10.14 van de Omgevingswet, in geval van commerciële initiatief (want de regeling is uitgesloten indien de initiatiefnemer netbeheerder is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 1, eerste lid, onder e, van de Gaswet of artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet is).
In aansluiting op artikel 13.3e van de Omgevingswet wordt voor de invulling van de begrippen ‘initiatiefnemer’ en ‘rechthebbende’ aangesloten bij de begripsbepalingen uit artikel 10.1 van de Omgevingswet.
Hoogte redelijke gebruiksvergoeding rechthebbenden: nieuw artikel 14.#2 (artikel, tweede lid, Omgevingswet)
Hoe wordt de redelijke gebruiksvergoeding vastgesteld? Daarin voorzien het nieuwe artikel 14.#a. Dat artikel voorziet erin dat de hoogte van de verschuldigde redelijke gebruiksvergoeding steeds eerst wordt vastgesteld voor de eigenaar van de onroerende zaak waarvoor de gedoogplicht geldt. Hiertoe wordt, uitgaande van het bestaande gebruik van de onroerende zaak, de marktwaarde bepaald van de grondoppervlakte waarop de gedoogplicht rust.
De gebruiksvergoeding wordt bepaald door deze waarde te vermenigvuldigen met een verondersteld door de initiatiefnemer jaarlijks te realiseren rendement van 2% op het gebruik van de grond. Zijn er geen andere rechthebbenden aan wie de gedoogplicht is opgelegd en aan wie op grond van artikel 13.3e van de Omgevingswet een redelijke gebruiksvergoeding is verschuldigd, dan is de volle gebruiksvergoeding aan de eigenaar verschuldigd. Zijn er wel andere rechthebbenden gerechtigd tot een gebruiksvergoeding ten aanzien van dezelfde onroerende zaak, dan wordt de gebruiksvergoeding volgens het vierde lid verdeeld over de andere rechthebbenden. Die vergoeding wordt dan in mindering gebracht op de gebruiksvergoeding waarop de eigenaar recht heeft. Het vijfde lid bepaalt vervolgens op welke wijze de hoogte van de redelijke gebruiksvergoeding wordt vastgesteld voor rechthebbenden die geen eigenaar van de onroerende zaak zijn. Daarbij is de aard van het recht dat zij op de onroerende zaak hebben en de oppervlakte van het perceel waarop dat recht ziet bepalend.
Afsluiting
Over de gebruiksregeling voor gedoogplichtigen is al jaren een debat gaande tussen initiatiefnemers en grondeigenaren. Tijdens de klankbordsessie die mede als input heeft gediend voor de consultatieversie, en waarbij wij ook aanwezig waren, zijn de zorgen van partijen naar voren gebracht. Enerzijds vinden grondeigenaren het rechtvaardig dat zij een jaarlijkse ‘rendementsvergoeding’ ontvangen voor het gebruik van hun gronden, maar anderzijds zijn met name initiatiefnemers van publieke werken (nutsvoorzieningen) bezorgd over een kostentoename die zich niet laat verenigen met het publieke karakter van door hen aan te leggen openbare werken (zoals elektriciteitsleidingen). De wetgever zoekt nu een middenweg door slechts werken met een commercieel karakter aan een gebruiksvergoeding onderhevig te laten zijn. Wij zijn benieuwd naar de uitkomsten van de internetconsultatie!