• Home |
  • Kennis |
  • Overgangsrecht bruidsschat: stand van zaken Omgevingswet

Overgangsrecht bruidsschat: stand van zaken Omgevingswet

Overgangsrecht bruidsschat

De ontwikkelingen rondom de (inwerkingtreding van de) Omgevingswet volgen elkaar in rap tempo op. Zo heeft de Eerste Kamer op 11 februari 2020 de Invoeringswet Omgevingswet aangenomen. Kort daarna heeft de Eerste Kamer op 18 februari 2020 de Aanvullingswet geluid Omgevingswet en de Aanvullingswet bodem Omgevingswet aangenomen. Op 10 maart 2020 is voorts de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet aangenomen. Hiermee zijn weer belangrijke stappen gezet richting de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Inmiddels is duidelijk dat de Omgevingswet niet meer per 1 januari 2021 in werking treedt. De minister heeft – gelet op de coronacrisis – besloten om de inwerkingtreding op te schorten tot een nader te bepalen moment. De nieuwe datum is vooralsnog niet duidelijk. Zie hierover de kamerbrief van 1 april 2020.

De minister stelt in haar brief uitdrukkelijk dat het niet de vraag is of het stelsel in werking treedt, maar wanneer. Het belang van een goede voorbereiding (op de inwerkingtreding) blijft dus overeind.

In de tussentijd wordt er op wetgevingsniveau  – nog steeds – hard gewerkt. Onder andere aan de toezeggingen die tijdens de plenaire behandeling van de ontwerpregelgeving voor de invoering van de Omgevingswet zijn gedaan.

Nu de ontwikkelingen op het vlak van de Omgevingswet elkaar in rap tempo opvolgen, zullen wij in een blogreeks (onder andere) ingaan op de ‘bruidsschat’. Hetgeen het Rijk zal toevoegen aan het ‘omgevingsplan van rechtswege’ dat elke gemeente bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege krijgt.

Omgevingsplan van rechtswege

Onder de Omgevingswet wordt het bestemmingsplan (als instrument) vervangen door het omgevingsplan. Het is voor gemeenten ondoenlijk om direct bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet een omgevingsplan te hebben dat voldoet aan alle eisen die de Omgevingswet stelt. Derhalve krijgen alle gemeenten bij de inwerkingtreding een ‘omgevingsplan van rechtswege’ (artikel 22.1 Omgevingswet). Gemeenten hoeven hier niets voor te doen.

Gemeenten krijgen vervolgens een overgangstermijn waarin zij kunnen toewerken naar een volledig en samenhangend omgevingsplan dat voldoet aan alle eisen van de Omgevingswet.

Het omgevingsplan van rechtswege bestaat uit twee onderdelen, namelijk:

  1. Een bundeling van de geldende ruimtelijke plannen en besluiten. Dit zijn de geldende bestemmingsplannen (ook die met verbrede reikwijdte), wijzigings- en uitwerkingsplannen, inpassingsplannen, beheersverordeningen, exploitatieplannen en voorbereidingsbesluiten. Dit geldt voor plannen en besluiten die van kracht zijn op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet. En dus niet voor plannen en besluiten waarvan op dat moment een ontwerp ter inzage is gelegd.
  2. De door het Rijk opgestelde regels, waarvan is bepaald dat ze tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan, ook wel de ‘bruidsschat’.

De bruidsschat

De bruidsschat betreft een algemene set regels over uiteenlopende onderwerpen die vanuit het Rijk worden gedecentraliseerd naar gemeenten. De bruidsschat is voor elke gemeente gelijk, en vervangt tijdelijk de regels die onder de huidige wet- en regelgeving staan. Zoals bijvoorbeeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer. Het betreft een veelvoud aan regels en verschillende onderwerpen, waaronder bijvoorbeeld (milieu)regels over geluid, geur en trillingen door bedrijfsmatige activiteiten.

Maar, wat regelt de bruidsschat nu precies? En hoe moeten c.q. kunnen gemeenten omgaan met de bruidsschat? Wij bespreken enkele belangrijke aandachtspunten van de bruidsschat:

Overgangsrecht bruidsschat: waarom deze regeling en wanneer vervalt deze?

Bij de totstandkoming van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn keuzes gemaakt over welke regels voor activiteiten zich met name lenen voor regeling op centraal dan wel decentraal niveau.

Rijksregels lenen zich vooral voor het stellen van algemene regels die voor activiteiten die overal passend zijn, ongeacht de (specifieke) lokale situatie. Bij sommige onderwerpen is hoofdzakelijk de lokale situatie bepalend voor de vraag óf er regels nodig zijn, en zo ja, welke regels dat dan precies moeten zijn. Denk daarbij aan de onderwerpen: geluid, geur en trillingen. De wetgever heeft er daarom voor gekozen om (meer) locatieafhankelijke regels in de Omgevingswet decentraal te laten regelen. Het adagium hierbij is maatwerk.

Het is voor lagere overheden veelal niet mogelijk om al bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet te voorzien in een afweging over decentrale regels, ter vervanging van de regels die het Rijk niet meer stelt. Om te waarborgen
dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet het beschermingsniveau wordt gecontinueerd – en er dus geen (juridisch) gat valt – is een overgangsrechtelijke voorziening nodig. Gekozen is voor een vorm van overgangsrecht waarbij de regels direct in het omgevingsplan worden geplaatst. Dit gebeurt via de bruidsschat in het Invoeringsbesluit Omgevingswet (daarmee is de bruidsschat een bijzondere vorm van overgangsrecht).

In deze blog gaan wij verder in op de vraag waarom gekozen is voor de bruidsschat en wanneer de bruidsschat vervalt.

Vragen?

Heb je een vraag over welke gevolgen de Bruidsschat heeft voor jouw gemeente? Neem dan contact op met mij of Yasemin Demirci.

Rachid Benhadi