Rechtspraak Woo januari-april 2024
In deze blog hebben wij de kern van opvallende uitspraken over de Woo (Wet open overheid) uit januari-april op een rijtje gezet.
1. Onderzoeksgegevens TNO zijn “publieke informatie” (art. 2.1 Woo)
Rb. Midden-Nederland 5 april 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2037
Onderzoeksgegevens van TNO moeten worden aangemerkt als ‘publieke informatie’ in de zin van de Woo, indien de rijksoverheid of lagere overheden opdrachtgever zijn.
Volgens rechtspraak is informatie, zoals onderzoeksgegevens van universiteiten, die tot stand is gekomen met een louter wetenschappelijk oogmerk niet aan te merken als bestuurlijke aangelegenheid en (dus) geen publieke informatie.
Anders dan voor universiteiten en de Nederlander Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) die vallen onder de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), behoort op grond van artikel 4 en 5 van de TNO-wet het verzamelen van wetenschappelijke gegevens tot de “publieke taak” van TNO (artikel 2.1 Woo). Het doel van TNO is ertoe bijdragen dat op toepassing gericht wetenschappelijk onderzoek dienstbaar wordt gemaakt aan het algemeen belang. Daarom zijn de onderzoeksgegevens van TNO aan te merken als publieke informatie in de zin van de Woo.
2. Hoger beroep in Woo-zaken: verplichte uitvoering rechtbankuitspraak of onomkeerbare gevolgen?
ABRS 2 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1340 en ECLI:NL:RVS:2024:1337
Bij Woo-verzoeken komt het regelmatig voor dat het bestuursorgaan een nieuw besluit moet nemen na de uitspraak van de rechtbank. Hoofdregel is dat het instellen van hoger beroep de uitspraak van de rechtbank niet schorst (artikel 6:16 en 6:24 Awb). Dit betekent dat ook als het bestuursorgaan het niet eens is met de uitspraak en tegen de uitspraak hoger beroep instelt, het toch een nieuw (niet (helemaal) gewenst) besluit moet nemen in overeenstemming met de rechtbankuitspraak.
In geval van Woo-besluiten en het openbaar maken van stukken kan dit betekenen dat het hoger beroep (gericht op het niet openbaar maken van informatie) zinloos wordt. Eenmaal openbaar is nu eenmaal altijd openbaar. Het instellen van hoger beroep met een verzoek om voorlopige voorziening kan dan soms oplossing bieden. Het bestuursorgaan verzoekt dan nog wel eens om “geen uitvoering te hoeven geven aan de uitspraak van de rechtbank” (omdat het hoger beroep anders zinloos wordt).
In de twee uitspraken van de voorzieningenrechter van de Afdeling houdt de voorzieningenrechter vast aan de hoofdlijn van het verplicht nemen van een nieuw besluit zoals volgt uit de rechtbankuitspraak, maar komt het deels tegemoet aan het schorsingsverzoek van de bestuursorganen voor zover daardoor onomkeerbare gevolgen (eenmaal openbaar…) zouden ontstaan (in de Nunspeet-zaak) of voor zover het maken van een overzicht van alle extra te verrichten zoekslagen veel werk vergt terwijl niet zeker is dat het maken van dit overzicht in de bodemuitspraak overeind blijft (in de Amnesty International-zaak).
Het bevoegd gezag moet uitvoering geven aan een uitspraak van de rechtbank als het Woo-besluit is vernietigd ook al heeft het ook hoger beroep ingesteld. Om onomkeerbare gevolgen vanwege openbaarmaking te voorkomen, kan (en moet) het bevoegd gezag naast het hoger beroep een verzoek om voorlopige voorziening indienen.
3. Let op: een e-mail als reactie op Woo-verzoek kan een besluit zijn
AbRS 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:736
Een e-mail kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, indien de betreffende e-mail als reactie op het informatieverzoek concreet en ondubbelzinnig is. Wanneer uit de mededeling in de e-mail (bijvoorbeeld) niet blijkt dat een weigeringsbesluit tot openbaarmaking is gebaseerd op een zoekslag naar de verzochte informatie, is geen sprake van een besluit. Dan kan niet worden gesproken van ‘concreet en ondubbelzinnig’.
4. Toestemming verzoeker vereist voor efficiënte Woo-besluitvorming?
Rb. Noord-Holland 29 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3145
De uitspraak ziet op de situatie waarin dezelfde Wob-verzoeken bij verschillende ministeries zijn ingediend. Het is vanuit een oogpunt van efficiënte besluitvorming begrijpelijk dat bij een omvangrijk verzoek wordt gekozen voor een aanpak waarbij elk ministerie alleen die documenten beoordeelt die van dat ministerie afkomstig zijn en niet alle documenten die onder het verzoek vallen en die bij het ministerie berusten. Voor een dergelijke aanpak is geen toestemming van de verzoeker vereist.
Er is bijvoorbeeld bij omvangrijke Woo-besluiten wel enige speelruimte bij de keuze van de aanpak van de behandeling van een Woo-verzoek. Die keuze zal moeten worden onderbouwd en ook goed uit te leggen moeten zijn.
5. Wob-verzoek gelijk aan Woo-verzoek: geen herhaald verzoek
AbRS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:950
Een nieuw herhaald Woo-verzoek heeft niet dezelfde rechtsgrondslag als het eerdere verzoek, omdat het eerste verzoek op grond van de destijds nog in werking zijnde Wob is ingediend en het tweede verzoek een Woo-verzoek betreft. Het Woo-verzoek is geen herhaald verzoek in de zin van artikel 4:6 Awb.
6. Actieve openbaarmaking
Rb. Amsterdam 30 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:422
Een bestuursorgaan kan niet worden verzocht om bepaalde gegevens in de toekomst actief te openbaren, of door de rechtbank hiertoe worden veroordeeld. Dit volgt uit het systeem van de Woo waarin twee openbaarmakingsroutes zijn opgenomen: actieve openbaarmaking op grond van artikel 3.1 Woo (uit eigen beweging kan) en passieve openbaarmaking op grond van artikel 4.1 Woo (op verzoek).
7. Vervaardigingsplicht en Woo
AbRS 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1066
De Woo heeft betrekking op bestaande documenten. Uit artikel 4.2, lid 2, van de Woo volgt – net als onder Wob – geen vervaardigingsplicht voor documenten die onder een bestuursorgaan hadden behoren te rusten op grond van een wettelijk voorschrift.
8. Antimisbruikbepaling (artikel 4.6 van de Woo)
Rb. Den Haag 15 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3367
Als dat voor een zorgvuldig genomen besluit nodig is, kan ook na afloop van de termijn van twee weken van artikel 4.6 Woo (antimisbruik) alsnog een buiten behandelingstelling volgen indien is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie. In dat geval moet het besluit wel onverwijld worden genomen.
Ook hier (zie punt 4 hiervoor) geldt dat er wel enige speelruimte is voor het nemen van Woo-besluiten in afwijking van de (termijnen van de) Woo. Die keuze zal moeten worden onderbouwd en ook goed uit te leggen moeten zijn en in het geval van overschrijding van de beslistermijn “onverwijld” moeten worden genomen.
9. Gehanteerde zoekslag
AbRS 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:367
Een verrichte zoekslag is voldoende inzichtelijk indien wordt vermeld welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen en welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt.
Rb. Limburg 18 januari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:214
Het bestuursorgaan mag een nieuwe zoekslag verrichten als deze is ingegeven door de aanwezigheid van dubbele resultaten.
Rb. Midden-Nederland 10 april 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2123
Ook een verzoeker is medeverantwoordelijk voor de (volledigheid van de) verrichte zoekslag. Het bevoegd gezag kan de verzoeker vragen zijn Woo-verzoek te specificeren om meer gericht te kunnen zoeken in de systemen. Na weigering van verzoeker om het verzoek te specificeren inclusief eerdere contacten te noemen voor een verdere zoekslag, is de door het bevoegd gezag verrichte zoekslag dan niet onzorgvuldig.
Toch is in dit geval wel een nieuwe zoekslag nodig, omdat uit de pas in beroep (uiteindelijk wel) verstrekte documenten is af te leiden dat er meer stukken bij het bestuursorgaan berusten.
10. Niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek
Rb. Zeeland-West-Brabant 12 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:128
Het oplopen van vertraging in de besluitvorming (na de uitspraak dat het bestuursorgaan een Woo-besluit te laat heeft genomen) door ziekte van een collega kan reden zijn om aan te nemen dat sprake is van een bijzonder geval waarin de standaardbeslistermijn van twee weken niet volstaat.
11. Weigeringsgronden: bedrijfs- en fabricagegegevens
Rb. Gelderland 7 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:594
Derden kunnen uit informatie waaruit aan de hand van concrete bedragen door de derde partij en de gemeente afgesproken tarieven voor de levering van biomassa bekend worden, bij openbaarmaking wetenswaardigheden afleiden en inzicht krijgen in de financiële bedrijfsvoering van de derde partij. Aangezien dit de concurrentiepositie van de derde partij kan schaden, vallen deze facturen onder het begrip concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens.
Hoewel volgens vaste rechtspraak het begrip ‘bedrijfs- en fabricagegegevens’ naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd, kunnen gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen dus worden aangemerkt als ‘bedrijfsgegevens’ in de zin van de Woo-weigeringsgrond ‘bedrijfs- en fabricagegegevens’.
12. Weigeringsgronden: persoonlijke beleidsopvattingen
Rb. Gelderland 11 januari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:93
Het begrip ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ is onder de Woo aangescherpt ten opzichte van de definitie onder de Wob. Zowel feiten als prognoses en (gevolgen van) beleidsalternatieven of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter zijn nu expliciet uitgesloten van het begrip persoonlijke beleidsopvattingen.
Ondanks dat de memo dient ter voorbereiding van een besluit, is de memo opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming. Het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ moet ruimer worden geïnterpreteerd. In het traject van het ontwerpbestemmingsplan moeten er bestuurlijke keuzes worden gemaakt en de memo vraagt op bepaalde onderdelen ook om een bestuurlijke keuze van een wethouder of het college, welke voortvloeit uit de publieke taak.
De openbaarmaking van de memo in niet tot de personen herleidbare vorm kan het voeren van intern beraad niet onevenredig schaden. De stelling dat het college zichzelf niet in de voet hoeft te schieten is onvoldoende. (In dit geval heeft de wethouder ook bevestigd dat hij heeft gezegd dat er niks bijzonders in de memo staat en nog steeds achter deze uitlating staat.)
13. Verzoek om informatie die de verzoeker betreft (artikel 5.5 Woo)
Rb. Zeeland-West-Brabant 12 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2435
Een Woo-verzoek dat ziet op de openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de verzoeker zelf is niet direct een verzoek als bedoeld in artikel 5.5, lid 1, van de Woo. Van belang is (en blijft) de bewoordingen en de context van het verzoek zelf.
Vragen?
Heb je vragen over de Wob of de Woo? Neem dan contact op met Joy Gerritsen via j.gerritsen@hekkelman.nl en/of Jan van Vulpen via j.van.vulpen@hekkelman.nl.