Rechtspraak Woo mei-december 2024

Afbeelding voor Rechtspraak Woo mei-december 2024

In deze blog hebben wij de kern van opvallende uitspraken over de Woo (Wet open overheid) uit de periode mei-december 2024 op een rijtje gezet.

1. Reikwijdte Woo-verzoek bepaalt de zoekslag

AbRS 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4776

Voor het inzichtelijk maken van de zoekslag hoeft geen overzicht te worden gegeven van alle afdelingen met een toelichting per afdeling waarom daar niet is gezocht. Aan de hand van de reikwijdte van het Woo-verzoek en de daaruit voortvloeiende verwachtingen kan worden onderbouwd bij welke afdelingen naar documenten is gezocht.

Er bestaat geen rechtsregel die de overheid verplicht tot het geven van een overzicht van documenten die niet binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen mét vermelding van alle aangetroffen individuele documenten. Hierbij is wel van belang dat het in dit geval om een groot aantal documenten ging en het bevoegd gezag ook concreet voorbeelden noemde van soorten documenten die dan naar boven zouden komen en aangaf per documentsoort waarom de documenten buiten de reikwijdte van het verzoek vallen.

2. Vaststelling termijn bij niet tijdig beslissen

Rb. Noord-Holland 25 juli 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:7939 en ECLI:NL:RBNHO:2024:7944

Artikel 8.4 Woo: wanneer sprake is van niet tijdig beslissen (en nog geen besluit bekendgemaakt is) bepaalt de bestuursrechter de beslistermijn voor het alsnog beslissen. Afwijking van de standaardtermijn van twee weken uit artikel 8:55d van de Awb kan alleen als de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft.

Onder uitgebreide verwijzing naar de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wetgever oordeelt de rechtbank voor ‘omvangrijke’ verzoeken (r.o. 10 en 11) dat het bestuursorgaan binnen deze door de rechter bepaalde termijn alsnog een besluit moet bekendmaken. Bij de vaststelling van deze (redelijke) termijn kijkt de bestuursrechter naar (1) de omvang van het verzoek (de te verwachten zoekslag, het aantal te beoordelen pagina’s en het aantal te verwachten uitzonderingsgronden) en (2) de Woo-capaciteit van het bestuursorgaan (o.a. ontvangen Woo-verzoeken, aantal beschikbare werknemers en hoeveel is gedaan aan actieve openbaarmaking).

3. Misbruik van recht (artikel 4.6 Woo)

AbRS 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4594

De Afdeling heeft voor het eerst geoordeeld over een buitenbehandelingstelling van een Woo-verzoek op grond van de antimisbruikbepaling artikel 4.6 Woo. Uit vaste rechtspraak volgt dat misbruik van recht niet snel wordt aangenomen en er meerdere aanknopingspunten moeten bestaan.

In deze zaak is misbruik van recht aangenomen. Hieraan ligt ten grondslag dat verzoeker (1) zijn zin probeert te krijgen door te (dreigen met) het doen van aangifte en het publiceren van persoonsgegevens van medewerkers van de ombudsman op sociale media, (2) bij het indienen van Woo-verzoeken relevante informatie achterhoudt, (3) Woo-verzoeken gebruikt als pressiemiddel, (4) zich laatdunkend uitlaat over medewerkers van de ombudsman, (5) na het indienen van een Woo-verzoek (altijd) correspondeert en juridische stappen onderneemt en (6) verantwoordelijk is voor het merendeel van de (totale hoeveelheid) Woo-verzoeken die bij de ombudsman zijn ingediend.

4. Uitzonderingsgronden: goed functioneren en tijdsverloop

AbRS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2699

Ook de toepassing van de uitzonderingsgrond van artikel 5.1 lid 2, onder i, Woo, die ziet op het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, ontkomt niet aan de betekenis van tijdsverloop voor wel of niet openbaarmaking. Dit volgt uit de wetsgeschiedenis en artikel 5.3 van de Woo bij informatie ouder dan 5 jaar. Het goed functioneren van de overheid kan tijdelijk worden belemmerd. Dit betekent dat bij toepassing van deze uitzonderingsgrond in de motivering ook het aspect ‘tijdelijkheid’ moet worden betrokken.

5. Uitzonderingsgronden: persoonlijke beleidsopvattingen

Rb. Midden-Nederland 27 mei 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3285

De wetgever heeft de weigeringsgrond  ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ in de Woo aangescherpt ten opzichte van de definitie onder de Wob, om de onbedoelde uitbreiding en oprekking van het beroep op deze uitzonderingsgrond tegen te gaan. Zowel feiten als prognoses en (gevolgen van) beleidsalternatieven of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter zijn nu expliciet uitgesloten van het begrip persoonlijke beleidsopvattingen.

Wanneer een document meer objectieve informatie bevat, wordt minder snel aangenomen dat het gaat om persoonlijke beleidsopvattingen. Dit betekent dat voor toepassing van deze uitzonderingsgrond een verzwaarde motiveringsplicht geldt.

6. Uitzonderingsgronden: onevenredige benadeling

Rb. Rotterdam 1 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:10854

Net zoals de Wob kent de Woo met artikel 5.1, lid 5, de uitzonderingsgrond ‘onevenredige benadeling’, maar let op: deze uitzondering is inhoudelijk niet hetzelfde.

Deze uitzonderingsgrond mag niet meer gelijktijdig met andere uitzonderingsgronden van 5.1 lid 1 en 2 worden ingezet, maar ook alleen in uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van achterwege blijven als openbaarmaking leidt tot onevenredige benadeling aan een ander belang zoals opgenomen in artikel 5.1, lid 1 en lid 2, Woo. Om die reden geldt er bij toepassing van deze uitzonderingsgrond op grond van artikel 5.1, lid 5, Woo een verzwaarde motiveringsplicht. De enkele algemene stelling dat het slechts gaat om geringe overtredingen en dat in het verleden regelmatig publicatie van berispingen is tegengehouden door voorzieningenrechters, rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat openbaarmaking van de berispingen onevenredig is voor de betrokken ondernemingen.

7. Verzoek om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de verzoeker: een andere belangenafweging (artikel 5.5 van de Woo)

Rb. Rotterdam 10 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5335

Bij een verzoek om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de verzoeker als bedoeld in artikel 5.5, lid 1, Woo geldt dat de gevraagde informatie wordt verstrekt, tenzij een uitzonderingsgrond van in de weg staat aan openbaarmaking en verstrekking aan de verzoeker. Daarbij gaat het om een andere belangenafweging dan bij de beoordeling van een ‘gewoon’ Woo-verzoek (artikel 4.1 Woo). In plaats van een afweging van de belangen als genoemd in artikel 5.1 en 5.2 tegen het algemene belang van openbaarheid moeten die belangen worden afgewogen tegen het recht van de verzoeker op de op hem betrekking hebbende informatie.

Rb. Den Haag 20 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:11387

De enkele omstandigheid dat niet wordt verzocht om openbaarmaking (voor een ieder) van de gevraagde informatie voor eenieder, betekent niet (anders dan onder de Wob) dat geen sprake is van een Woo-verzoek. Op grond van artikel 4.1, lid 7, in combinatie met artikel 5.5 en 5.6 van de Woo bestaat een expliciete grondslag voor het verstrekken van informatie die betrekking heeft op een persoon. Meer concreet betekent dit dat als onduidelijkheid bestaat over de vraag of wordt verzocht om openbaarmaking voor eenieder, verzoeker daarnaar moet worden gevraagd.

8. Artikel 8.8 Woo: aanwijzing ‘nieuw’ bijzonder openbaarmakingsregime

Rb. Den Haag 16 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12495

Volgens de rechtbank Den Haag is ook de openbaarmakingsregeling van artikel 40, 40a en 40b van de Wet Waardering onroerende zaken zo’n bijzondere, uitputtende regeling die voorgaat op de Woo ook al is deze regeling niet als zodanig in de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo opgenomen. (Deze regeling is inmiddels toegevoegd aan de bijlage bij de Woo (Stb.2024, 391.)

Rb. Den Haag 28 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17545

Wanneer een bijzonder openbaarmakingsregime van toepassing is (in dit geval Wetboek van Strafvordering (30, 34 en 365 Sv), de Wet politiegegevens (WPg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) die zijn genoemd in de bijlage bij artikel 8.8 Woo) waardoor op grond van artikel 8.8 Woo de Woo niet van toepassing is, dan moet dit in het besluit op het Woo-verzoek worden vermeld en gemotiveerd. In het besluit moet duidelijk worden onderbouwd waarom de gevraagde informatie (al dan niet gedeeltelijk) onder een bijzonder openbaarmakingsregime valt en welk regime dan van toepassing is.

Opvallend is nog dat de rechtbank, vermoedelijk vanwege de grote hoeveelheid stukken in dit geval, overweegt dat “eventueel steekproefsgewijs” aan de hand van een inventarislijst, alsnog moeten nagaan of er inderdaad alleen Wjsg-, Wpg-, 30 Sv, 34 Sv- of 365 Sv-gegevens zijn aangetroffen.

AbRS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4984

Artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: ‘AWR’) is niet alleen een bijzondere uitputtende openbaarmakingsregeling ten opzichte van “gewone” Woo-verzoeken, maar ook voor de verstrekking van informatie over de verzoeker zelf in de zin van artikel 5.5 Woo. Meer concreet betekent dit dat artikel 67 van de AWR ook voorgaat op artikel 5.5 van de Woo.

Rb. Midden-Nederland 4 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6768

Volgens de rechtbank Midden-Nederland is de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: ‘Wet BIG’) geen bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter. Zo regelt de Wet BIG alleen de publicatie van huidige gegevens en niet de geheimhouding van andere niet-actuele gegevens. Daarmee heeft de regeling geen uitputtend karakter en is artikel 8.8 Woo niet van toepassing.

9. Publicaties gemeente met pandadres (na onherroepelijk Woo-besluit) niet onrechtmatig. Samenloop met AVG. Artikel 86 AVG bepaalt toetsingskader.

De gemeente maakt geen ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser door (raads)stukken te publiceren waarin het pandadres van eiser en diens buren zijn vermeld.

De kortgedingrechter overweegt dat uit artikel 86 van de AVG volgt dat persoonsgegevens in “officiële documenten” die voor de uitvoering van een taak van algemeen belang in het bezit zijn van een overheidsinstantie, een overheidsorgaan of een particulier orgaan, door de Gemeente mogen worden bekendgemaakt in overeenstemming met het Unierecht of het lidstatelijke recht. Dit lidstatelijke recht is de Woo.

De kortgedingrechter wijst op de onherroepelijke uitspraak van de Raad van State in een Woo-procedure waaruit – na een Woo-belangenafweging – onder meer volgt dat de gemeente de pandadressen van eiser openbaar mag maken. Vervolgens oordeelt de kortgedingrechter dat eiser in deze kortgedingprocedure geen nieuwe omstandigheden naar voren heeft gebracht, die maken dat er in dit geval een andere afweging moet worden gemaakt. Dat de gemeente uit eigen beweging het pandadres van eiser openbaar heeft gemaakt in (raads)stukken in het kader van het lopende conflict, is dan ook niet onrechtmatig. Op grond van artikel 86 AVG in samenhang met de Woo is de gemeente daartoe bevoegd.

Vragen?

Heb je vragen over de Wob of de Woo? Neem dan contact op met Joy Gerritsen via j.gerritsen@hekkelman.nl en/of Jan van Vulpen via j.van.vulpen@hekkelman.nl.

Stel je vragen aan onze specialisten

“Neem contact met mij op en ontvang antwoord op jouw vragen. Ik ben bereikbaar per mail of telefoon.”
Afbeelding voor Stel je vragen aan onze specialisten