Sluiting woning vanwege illegaal seksbedrijf niet noodzakelijk

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 maart 2025 (opnieuw) een uitspraak gedaan over de evenredigheid van bestuursrechtelijke handhaving (ECLI:NL:RVS:2025:1156). Dit keer in het kader van handhaving bij een illegale seksbedrijf.
De zaak draaide om een woning in Rotterdam waarvan de appellant eigenaar was. In november 2020 hield de politie een controle in de woning na signalen over een mogelijk illegaal seksbedrijf. Tijdens deze controle trof de politie een vrouw aan die via een online advertentie seksuele diensten aanbood. De vrouw verklaarde dat zij in de woning klanten ontving tegen betaling. Op basis van deze bevindingen besloot de burgemeester in februari 2021 – ruim twee maanden na de controle – om de woning voor drie maanden te sluiten. De grondslag van de sluiting was gebaseerd op artikel 3:9a van de APV.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eigenaar gegrond en vernietigde het besluit op bezwaar. De rechtbank vond dat de burgemeester weliswaar bevoegd was om de woning te sluiten, maar oordeelde dat onvoldoende was gemotiveerd waarom een sluiting van drie maanden noodzakelijk was. De burgemeester nam daarop een nieuw besluit waarin de sluitingsduur werd teruggebracht tot één maand.
Oordeel van de Afdeling
De Afdeling stelde eerst vast dat de burgemeester inderdaad bevoegd was om tot sluiting over te gaan. De woning viel onder de definitie van een “seksinrichting” in de zin van de APV, omdat er klanten werden toegelaten voor seksuele dienstverlening tegen betaling. Het draait in deze uitspraak om de vraag of de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De Afdeling toetste deze vraag aan het evenredigheidsbeginsel, conform de “Harderwijk-uitspraak” van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).
De Afdeling benadrukte dat het aan de burgemeester is om aannemelijk te maken dat de openbare orde op het moment van het besluit nog steeds is of dreigt te worden verstoord. Aangezien de overtreding al was beëindigd en de eigenaar aannemelijk had gemaakt dat hij maatregelen had genomen herhaling te voorkomen (zo had hij vier weken vóór het sluitingsbesluit maatregelen genomen, door te stoppen met de verhuur via een bepaalde bookingssite), was volgens de Afdeling sluiting niet meer noodzakelijk.
Lessen voor de praktijk
Eens te meer blijkt dat het tijdig nemen van een besluit cruciaal is. De lange periode tussen de constatering van de overtreding (november 2020) en het sluitingsbesluit (februari 2021) speelde een belangrijke rol in de beoordeling.
Zelfs als een bestuurlijke maatregel in overeenstemming is met het beleid, moet een maatregel nog altijd de evenredigheidstoets doorstaan.
Daarbij is voor een sluiting van een woning meer nodig dan alleen de constatering van een overtreding. De burgemeester moet aantonen dat sprake is van verstoringen van de openbare orde, zoals overlast of bekendheid van de woning als seksinrichting.
Stel je vragen aan onze specialisten
“Neem contact met mij op en ontvang antwoord op jouw vragen. Ik ben bereikbaar per mail of telefoon.”