Snel een tijdelijke vergunning ‘zonneakker’ zonder einddatum
In deze tijd van ‘Parijse’ klimaatafspraken en energietransitie zijn naast windturbines steeds vaker zonnevelden, zonneparken of zonneakkers in het landschap te zien. Verschillende benamingen voor hetzelfde: stukken grond met daarop zonnepanelen om energie op te wekken. Hiervoor is veelal een omgevingsvergunning om te mogen afwijken van het bestemmingsplan (afwijkingsvergunning) nodig. Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1112) is de tijdelijke kruimelvergunning daarvoor een snelle en duurzame weg.
Casus
B&W van Coevorden hebben een tijdelijke omgevingsvergunning voor een grote zonneakker met een omvang van 22 hectare verleend. Het bouwplan van een zonneakker past niet in het bestemmingsplan en de afwijkingsvergunning is verleend voor een periode van 10 jaar met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gelezen in verbinding met artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op grond van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor kan een zogenoemde kruimelvergunning worden verleend voor ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Uitspraak Rechtbank
De rechtbank heeft de vergunning vernietigd en bepaald dat deze moet worden geweigerd, omdat uit de gedingstukken klaarblijkelijk valt af te leiden dat de zonnepanelen langer dan 10 jaar op de percelen zullen blijven staan. Exploitant en B&W hebben dit ter zitting van de rechtbank ook bevestigd. Wijzend op de Nota van Toelichting (NvT) van het Bor (Stb. 2014, 333, p. 55-56) waarin onder meer staat dat “bij het verlenen van de vergunning slechts in voldoende mate aannemelijk behoeft te zijn dat het vergunde gebruik na afloop van de gestelde termijn daadwerkelijk kan en zal worden beëindigd”, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een zonnepark van 22 hectare met een bouwsom van € 1.517.500,00 na 10 jaar zal worden afgebroken en verwijderd.
Hoger beroep B&W
B&W hebben hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat uit de NvT nu juist moet worden afgeleid dat bij het verlenen van de tijdelijke afwijkingsvergunning niet hoeft te worden beoordeeld of de vergunde activiteit na ommekomst van de bij de vergunning gegeven termijn zal worden beëindigd, maar alleen moet worden getoetst of het vergunde zonnepark na 10 jaar kan worden beëindigd. In dit kader wijzen B&W erop dat de zonnepanelen op een ijzeren constructie staan die eenvoudig kan worden verwijderd en dat de zonnepanelen eenvoudig kunnen worden herplaatst, zodat van kapitaalvernietiging geen sprake is.
Uitspraak Afdeling
De Afdeling volgt de uitleg van B&W en wijst daartoe op dezelfde NvT (Stb. 2014, 333, p. 55-56) en op haar uitspraak van 29 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3276). Ook daarin wees de Afdeling op voornoemde NvT, meer specifiek op de zinsnede waarin over het invoegen van het in geding zijnde artikel 4, onderdeel 11, Bor is vermeld dat daarmee de beperking dat slechts een tijdelijke vergunning kan worden verleend voor een activiteit die voorziet in “een (aantoonbare, JvV) tijdelijke behoefte” is vervallen (NvT p. 25-26). In laatstgenoemde uitspraak vervolgt de Afdeling dan haar overwegingen met: “Ook vanwege een activiteit die voorziet in een permanente behoefte, is het mogelijk om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen. Het behoeft slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd, omdat immers anders impliciet de activiteit voor onbepaalde tijd zou worden vergund, aldus de nota van toelichting.”.
Opvallend is dat de Afdeling in deze laatste overweging slechts spreekt van “kan worden beëindigd” en aldus het tweede deel van deze in de NvT (tweemaal) opgenomen zinsnede “kan en zal” weglaat.
In het geval van het zonnepark in Coevorden is dit van belang. Immers, het is weliswaar aannemelijk dat het zonnepark na 10 jaar kan worden beëindigd, maar daarmee nog niet dat het na 10 jaar ook zal worden verwijderd.
Hoewel vanwege het tijdelijk vergunde, maar op voorhand evident voor langere periode bedoelde zonnepark in Coevorden, toch ten minste enige twijfel met betrekking tot transparante besluitvorming opborrelt, valt de uitspraak van de Afdeling te rijmen met de ratio van artikel 4, onderdeel 11 Bor. Daartoe is in de NvT namelijk ook beschreven dat met deze bepaling is beoogd een breuk tot stand te brengen met de voorheen in de jurisprudentie strikt gehanteerde benadering dat slechts een tijdelijke vergunning kan worden verleend indien daarbij op basis van concrete en objectieve gegevens aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke behoefte. Zo wordt in de NvT bijvoorbeeld beschreven dat gedurende de termijn van de tijdelijke vergunning kan worden gekozen voor een permanente oplossing van bijvoorbeeld het definitief opnemen van het tijdelijke vergunde gebruik in een bestemmingsplan.
Snel en duurzaam zonneparken realiseren
Met de zonnepark-uitspraak van de Afdeling lijkt nu duidelijk dat (zelfs forse) zonneparken op korte termijn kunnen worden vergund met een tijdelijke kruimelvergunning, óók als op voorhand duidelijk is dat van een ‘einddatum’ of de vergunde tijdelijkheid geen sprake is. Op de tijdelijke kruimelvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan is de korte reguliere procedure van toepassing, zodat deze binnen acht weken moet zijn verleend. Daarbij geldt een minder uitgebreide motiveringsplicht van een goede ruimtelijke ordening dan bij een ‘uitgebreide’ afwijkingsvergunning. Voorwaarde is wel dat de zonnepanelen na afloop van de tijdelijke vergunning zonder problemen kunnen (en niet ook zullen) worden verwijderd.
Initiatiefnemers en gemeenten met de wens om een zonnepark te realiseren (bijvoorbeeld op al dan niet tijdelijk braakliggende gronden) kunnen hiervoor snel het ruimtelijk vergunningtraject doorlopen.