• Home |
  • Kennis |
  • Spuitzones en locatie specifiek onderzoek; rekenmodel niet aanvaard

Spuitzones en locatie specifiek onderzoek; rekenmodel niet aanvaard

Spuitzones

Op 19 oktober 2022 heeft de Afdeling wederom een uitspraak gedaan over spuitzones en de gehanteerde methode voor de onderbouwing van locatie specifiek onderzoek in relatie tot een bestemmingsplan. In een eerder blog hebben wij deze problematiek besproken in het licht van de PRI-onderzoeken. De uitspraak van 19 oktober 2022 geeft aanleiding om hier wederom bij stil te staan. Het blijft namelijk oppassen. Hoe dat komt, leggen wij in dit blog uit.

Fruitteelt in de omgeving van geplande woningbouw

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet onder meer in de bouw van drie appartementencomplexen met 64 woningen. Een van de appellanten heeft in de directe omgeving van, en in het plangebied gronden in eigendom. Het ene perceel (1842) ligt grotendeels buiten het plangebied en daarop is een hoogstamboomgaard aanwezig. De afstand van dat perceel tot het bouwvlak is ongeveer 33 meter. Het andere perceel (1120) ligt voor het grootste gedeelte binnen het plangebied. Op dat deel van perceel 1120 bevindt zich een laagstamboomgaard. Dit perceel is op een afstand van ongeveer 15 meter van het bouwvlak verwijderd. In het plan zijn twee windhagen opgenomen.

Omdat de afstand tussen beide percelen en de woningbouw minder is dan 50 meter, is er locatie specifiek onderzoek uitgevoerd. In dit locatie specifiek onderzoek is een versie van het EFSA-model gehanteerd. Dit EFSA-model is een rekenmodel dat primair is ontworpen voor de beoordeling van stoffen in toelatingsprocedures.

Op grond van het locatie specifiek onderzoek stelt de gemeenteraad dat voldoende is onderbouwd dat een kortere afstand dan 50 meter tussen de nieuwe woningen en de percelen van appellante toereikend is.

Gehanteerde afstanden bij spuitzones en afwijking daarvan

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat in het algemeen een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies (zoals woningen en tuinen) en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Het is mogelijk die afstand te verkleinen als daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek. Aan dat onderzoek worden hoge eisen gesteld. Dit omdat gewasbeschermingsmiddelen ernstige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van mensen (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020). De Afdeling oordeelde eerder dat de PRI-onderzoeken geen deugdelijke grondslag vormen voor locatie specifiek onderzoek.

Gehanteerde EFSA-model geen wetenschappelijk aanvaard model om afstanden voor spuitzones te bepalen

De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 19 oktober 2022 dat het gebruik van het in die zaak gehanteerde EFSA-model niet kan worden aangemerkt als een algemeen wetenschappelijk aanvaard model waarmee in het kader van de ruimtelijke ordening afstanden voor spuitzones kunnen worden bepaald. Daarbij wijst de Afdeling op de navolgende punten.

Deskundigenbericht STAB

De Afdeling wijst in de uitspraak op het oordeel van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: ‘STAB’). De STAB wijst er in haar deskundigenbericht op dat het EFSA-model primair is ontworpen voor de beoordeling van stoffen in toelatingsprocedures. De STAB heeft geen wetenschappelijk standpunt gevonden voor beantwoording van de vraag of het gebruik van het EFSA-model in het kader van de ruimtelijke ordening wetenschappelijk verantwoord is.

Verder voorziet het EFSA-model niet in de berekening van de verspreiding van de drift in de hoogte. Ook wordt de invloed van gebouwen in het model niet meegenomen. Daarnaast is de driftreducerende werking van hagen niet bepaald. Tot slot ontbreekt in het model een berekening van cumulatieve blootstelling (blootstelling aan meerdere stoffen) en geaggregeerde blootstelling (blootstelling vanuit verschillende bronnen: bijvoorbeeld drift en voeding).

Notitie inzake onzekerheden biedt geen uitkomst

De gemeenteraad heeft in reactie op het deskundigenbericht van de STAB een ‘Notitie inzake onzekerheden’ overgelegd. De Afdeling oordeelt dat op grond van deze notitie de in deze zaak gehanteerde versie van het EFSA-model niet kan worden aangemerkt als een algemeen wetenschappelijk aanvaard model waarmee in het kader van de ruimtelijke ordening afstanden voor spuitzones kunnen worden bepaald. Daarbij wijst de Afdeling erop dat:

  • de onderbouwing waarom de gezondheidseffecten op kinderen onder de één jaar en zwangere vrouwen niet zijn betrokken, niet overtuigend is;
  • in het model de effecten van stoffen bij elkaar worden opgeteld. Dit betekent dat bij een stof met effect op de longen en een stof met effect op het hart voor beide stoffen wordt uitgegaan van effect op de longen en het hart. Hierdoor wordt nog altijd onvoldoende inzicht gegeven op het punt van cumulatie en aggregatie;
  • een beschikbare actualisatie van het EFSA-model, waarin wel rekening wordt gehouden met cumulatieve effecten van stoffen, dit niet anders maakt. Dit alleen al omdat die actualisatie niet gebruikt is voor het locatie specifiek onderzoek dat aan dit plan ten grondslag is gelegd;
  • het gegeven dat is uitgegaan van 100% meewind niet wegneemt dat verspreiding van drift in de hoogte, de invloed van gebouwen op die drift en de drift reducerende werking van bijvoorbeeld een windhaag niet zijn meegenomen in het hier gehanteerde EFSA-model.

De Afdeling concludeert dat niet op een verantwoorde wijze kan worden bepaald of en zo ja, in hoeverre deze versie van het EFSA-model leidt tot een voldoende betrouwbare inschatting van veilige afstanden ten opzichte van spuitzones. Nu dit EFSA-model ten grondslag ligt aan het locatie specifiek onderzoek, is niet deugdelijk gemotiveerd dat in dit geval met een kortere afstand dan 50 meter tussen de woningen en agrarische bedrijvigheid kan worden volstaan. Het bestemmingsplan blijft niet overeind.

Relevantie voor de praktijk

De vuistregel van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, blijft nog steeds overeind. Deze afstand kan worden verkleind op basis van een deugdelijk locatie specifiek onderzoek. Zowel de PRI-onderzoeken als het in het onderhavige geval gehanteerde EFSA-model kunnen niet ten grondslag worden gelegd aan dit locatie specifiek onderzoek.

Kennelijk is inmiddels een actualisatie van het EFSA-model beschikbaar, waarin wel rekening wordt gehouden met cumulatieve effecten van stoffen. Onduidelijk is of hierin (inmiddels) ook de overige ‘kritiekpunten’ zijn weggenomen. Bovendien lijkt een wetenschappelijk standpunt over de vraag of dit model in het kader van de ruimtelijke ordening verantwoord is, nog altijd te ontbreken. Op dit moment blijft het dus de vraag op welke wijze in het kader van een goede ruimtelijke ordening afstanden voor spuitzones korter dan 50 meter kunnen worden bepaald. Wij houden je graag op de hoogte van de ontwikkelingen op dit vlak.

Wij helpen graag

Mocht je vragen hebben over dit onderwerp, neem gerust contact op met Eveline Thoonen of Dianne Jennissen.

Stel je vragen aan onze specialisten

“Neem contact met mij op en ontvang antwoord op jouw vragen. Ik ben bereikbaar per mail of telefoon.”
Eveline Thoonen