De vaststellingsovereenkomst in agrarische geschillen
Een man een man, een woord een woord. Dat geldt in het bijzonder in de agrarische sector. Agrariërs sluiten overeenkomsten van oudsher veelal ‘aan de keukentafel’. Als er meningsverschillen ontstaan, worden die bij voorkeur ook aan de keukentafel opgelost. Over het algemeen wordt daarbij weinig aan papier toevertrouwd. Dat die werkwijze de nodige risico’s met zich kan meebrengen, hebben wij in een eerder blog toegelicht.
Maar ook als partijen wel afspraken op papier zetten, kunnen risico’s ontstaan. Bijvoorbeeld als dat onvolledig of onduidelijk gebeurt. Het is daarom van belang om bij het opstellen van een overeenkomst grondig te werk te gaan. Zeker als de overeenkomst is bedoeld om een achterliggend conflict op te lossen. Dat lichten wij hierna toe aan de hand van enkele voorbeelden uit de rechtspraak. Daarbij geven wij enkele praktische tips.
De vaststellingsovereenkomst
In de drie zaken die hierna aan bod komen, staat de zogenoemde vaststellingsovereenkomst centraal. Dat is een overeenkomst die partijen sluiten om een meningsverschil dat zij hebben (of onzekerheid over een geschil) te beëindigen. De vaststellingsovereenkomst zou dus tot vrede of in ieder geval een ‘staakt het vuren’ tussen partijen moeten leiden. Maar dan moet de overeenkomst wel volledig en duidelijk zijn. Als dat niet het geval is, kan de vaststellingsovereenkomst tot nieuwe conflicten leiden. Partijen zijn dan ‘terug bij af’. Dat moet natuurlijk worden voorkomen.
1. De bedrijfsovername
De eerste kwestie gaat over de samenwerking van een vader en zijn zoon in een vleeskalverhouderij. Op enig moment raakt de samenwerking verstoord, waarna vader de samenwerking opzegt. Zoon wil daarvoor een stokje steken en vader start een juridische spoedprocedure. Nadat partijen elkaar bij de voorzieningenrechter hebben getroffen, sluiten zij een vaststellingsovereenkomst waarin zij afspreken dat zoon de vleeskalverhouderij zal overnemen en voortzetten. Daarmee zou ‘de kou tussen vader en zoon uit de lucht moeten zijn.’
Is er sprake van een meerwaardeclausule?
Onderdeel van de afspraken is dat partijen de overname bij de notaris regelen. Vader weigert bij de notaris medewerking aan de overname, omdat er geen meerwaardeclausule in de overname-akte is opgenomen. Dat is een clausule waaruit volgt dat zoon bij eventuele verkoop van de vleeskalverhouderij (een deel van) de daaruit voortvloeiende winst aan vader zou moeten betalen. Tijdens de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst is een meerwaardeclausule echter niet besproken. En ook in de vaststellingsovereenkomst zelf is een dergelijke clausule niet opgenomen.
Zoon start vervolgens een juridische spoedprocedure om vader te bewegen mee te werken aan de overname bij de notaris. Hij beroept zich daarbij op de vaststellingsovereenkomst. Vader stelt daar tegenover dat hij dacht dat een meerwaardeclausule onderdeel was van de vaststellingsovereenkomst, omdat zo’n clausule gebruikelijk is bij agrarische bedrijfsovernames.
De voorzieningenrechter over de overname
De voorzieningenrechter gaat uitgebreid in op de vaststellingsovereenkomst. Hij oordeelt dat de overeenkomst is gericht op overname van het gehele bedrijf met de woning en ‘met alle lusten en lasten’. Ook staat erin dat zoon zelfstandig de vleeskalverhouderij zal leiden en dat vader niet (langer) in de stallen mag komen.
De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat in de vaststellingsovereenkomst inderdaad niets staat over een meerwaardeclausule. Hij constateert verder dat de vaststellingsovereenkomst slechts twee pagina’s beslaat, terwijl het om een flinke bedrijfsovername gaat. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de vaststellingsovereenkomst bepaalde punten open laat en hecht hij waarde aan het feit dat zowel vader als zoon zich hebben laten bijstaan door adviseurs.
Partijen zijn zelf verantwoordelijk voor vaststellingsovereenkomst
Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor het standpunt van vader dat een meerwaardeclausule onderdeel had moeten uitmaken van de vaststellingsovereenkomst. Als de meerwaardeclausule inderdaad een essentieel onderdeel was van de vaststellingsovereenkomst, had het volgens de voorzieningenrechter op de weg van vader gelegen om dat bij de onderhandelingen over de overeenkomst ter sprake te brengen. Dat heeft vader niet gedaan en kan hij niet achteraf alsnog doen. Vader moet van de voorzieningenrechter dus meewerken aan de levering van de vleeskalverhouderij aan zijn zoon.
Samengevat illustreert deze kwestie het belang om van tevoren goed na te denken over wat er in een vaststellingsovereenkomst moet staan. Ga na wat essentiële punten zijn en onderhandel daar zorgvuldig over. Zorg er daarna voor dat alle essentiële punten goed en volledig op papier komen te staan. Doe je dat niet, dan kun je – in dit geval letterlijk – met lege handen achterblijven.
2. Aandelenoverdracht en windmolens
De tweede kwestie gaat over twee broers die samen een melkveehouderij en akkerbouwbedrijf runnen. Ook de twee broers worden het niet eens over de voortzetting van het bedrijf, waarna een agrarisch taxateur bemiddelt. Die bemiddeling leidt tot een vaststellingsovereenkomst waarin partijen afspreken dat de ene broer de aandelen en een aantal percelen grond overneemt van de andere broer. De broers spreken af dat de waarde van de aandelen en percelen nader wordt vastgesteld ter uitvoering van de overname. Op de percelen staan in totaal vijf windmolens, waarvoor een jaarlijkse vergoeding wordt betaald. Daarover spreken partijen af dat de vergoeding voor de windmolens jaarlijks tussen partijen wordt verdeeld. De verdeelsleutel is vijftig procent van de bruto vergoeding per broer.
Meningsverschil tussen de broers
De broers gaan vervolgens aan de slag met de aandelenoverdracht en onderhandelen daarna nog geruime tijd over de windmolens en vergoedingen. Er worden zeven conceptovereenkomsten met aanvullende afspraken over de windmolens heen en weer gestuurd tussen de broers, maar die leiden niet tot overeenstemming. Met name de gevolgen en vergoedingen bij tussentijdse overdracht van de percelen met daarop de windmolens aan een derde zijn het struikelblok. Uiteindelijk start de ene broer een juridische procedure waarin hij eist dat de andere broer meewerkt aan het verder uitwerken van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst. De andere broer is van mening dat er geen verplichting is om de afspraken in de vaststellingsovereenkomst aan te vullen, omdat partijen al overeenstemming hebben over de vergoeding voor de windmolens.
De verdeling blijft 50/50
De rechtbank oordeelt dat de aanspraak van de broers op ieder de helft van de vergoedingen voor de windmolens duidelijk blijkt uit de vaststellingsovereenkomst. Er is volgens de rechtbank geen reden om deze afspraak nader uit te werken. Ook niet als de percelen met de windmolens in de toekomst aan een derde zouden worden overgedragen. Partijen hebben er – al dan niet bewust – voor gekozen om niets te regelen over de vergoedingen voor de windmolens bij overdracht van de percelen.
Van een leemte in de vaststellingsovereenkomst is dus geen sprake, aldus de rechtbank. Partijen houden recht op ieder de helft van de vergoedingen voor de windmolens. Dat partijen het initiatief hebben genomen om aanvullende afspraken te maken over de vergoedingen voor de windmolens, is in dat kader volgens de rechtbank niet van doorslaggevend belang. Partijen waren het in de vaststellingsovereenkomst al eens over alle essentiële onderdelen van de afspraak over de windmolens.
Ook deze kwestie illustreert het belang van op voorhand helder hebben wat de essentiële (onderhandelings)punten zijn van een vaststellingsovereenkomst. Wees voorzichtig met ‘open eindjes’ in een vaststellingsovereenkomst. Onderhandel ze eerst uit, voordat een overeenkomst wordt gesloten. Er later nog op willen terugkomen, kan risico’s met zich meebrengen.
3. De rechtbank of bindend advies?
De derde kwestie gaat over een veehouderij met 45 hectare landbouwgrond. Ruim 27 hectare van die grond is in erfpacht uitgegeven aan de veehouderij door ASR. Erfpacht houdt kortgezegd het recht in om grond van een ander te houden en/of gebruiken tegen betaling van een vergoeding, de zogeheten erfpachtcanon. Voor de hoogte van de canon zoeken de veehouder en ASR aansluiting bij de pachtprijzen. Partijen komen verder overeen dat de canon iedere zes jaar kan worden herzien.
Op enig moment ontstaat tussen partijen een verschil van mening over de hoogte van de canon, dat uiteindelijk leidt tot een gang naar de rechtbank. De veehouderij vindt dat een deel van de waterschaps- en ruilverkavelingslasten verrekend zou moeten worden met de erfpachtcanon, waardoor zij naar eigen zeggen in het verleden teveel heeft betaald. Zij eist bij de rechter aanpassing van de erfpachtcanon met terugwerkende kracht en terugbetaling van de teveel betaalde canon. ASR stelt op haar beurt dat de veehouderij niet bij de rechter kan aankloppen, omdat in de akte staat dat bij verschillen van mening over de erfpachtcanon er drie deskundigen worden benoemd die de canon bindend vaststellen. Dat wordt in de praktijk bindend advies genoemd.
Geen toegang tot de rechter
De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of zij een inhoudelijk oordeel kan geven over de kwestie tussen de veehouder en ASR. Daarbij stipt zij eerst aan dat iedereen in Nederland recht heeft op toegang tot een bij wet ingestelde overheidsrechter. De rechtbank oordeelt vervolgens dat partijen daarvan kunnen afwijken en kunnen afspreken dat een meningsverschil wordt opgelost door bindend advies. Dat moet dan wel vrijwillig en ondubbelzinnig gebeuren.
Daarvoor is in het geval van de veehouder en ASR de erfpachtakte van belang. Daarin staat dat partijen de hoogte van de canon bindend laten vaststellen als zij het daarover niet eens kunnen worden. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de discussie over verrekening van waterschaps- en ruilverkavelingslasten eigenlijk een discussie is over de hoogte van de canon. Voor de hoogte van de canon hebben partijen bindend advies afgesproken. De veehouder heeft daarmee volgens de rechtbank bij het verkeerde loket aangeklopt. Hij kan de hoogte van de canon alleen ter discussie stellen door een beroep te doen op bindend advies. De rechtbank acht zich in dit geval niet bevoegd. De eerste mogelijkheid voor de veehouder om herziening van de canon ter discussie te stellen, is bij ingang van een nieuwe zes-jaarstermijn. Die start (pas) op 1 november 2025, waardoor de veehouder geduld zal moeten hebben.
Benoem alle essentiële onderdelen in een vaststellingsovereenkomst
Daaruit volgt dat het niet alleen belangrijk is om alle essentiële onderdelen in een vaststellingsovereenkomst te benoemen, maar dat het ook is aan te bevelen om stil te staan bij de mogelijke gevolgen van bepalingen in de vaststellingsovereenkomst. Als er redenen zijn om een meningsverschil aan bepaalde deskundigen voor te leggen, spreek dan bindend advies af. Dat kan bijvoorbeeld als specialistische kennis vereist is. Wil je liever ‘gewoon’ naar de rechter bij meningsverschillen? Zet je handtekening dan niet onder een vaststellingsovereenkomst met bindend-adviesclausule.
Conclusie: wees zorgvuldig bij het opstellen van een vaststellingsovereenkomst
Een goede voorbereiding is het halve werk. Dat geldt zeker voor vaststellingsovereenkomsten. Ga bij het opstellen van vaststellingsovereenkomsten zorgvuldig na wat essentiële onderdelen van de overeenkomst zijn. Onderhandel daar van tevoren over en zorg dat alles volledig op papier komt te staan. Denk daarnaast na over de gevolgen van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst staat.
Losse eindjes waarover nog onderhandeld moet worden na het tekenen van de vaststellingsovereenkomst, leveren risico’s op nieuwe meningsverschillen op. Dat is – zeker bij vaststellingsovereenkomsten – zuur, omdat dergelijke overeenkomsten juist zijn bedoeld om een einde te maken aan meningsverschillen. Overweeg je om een meningsverschil te beëindigen met een vaststellingsovereenkomst? Laat dan altijd een professional meekijken.