• Home |
  • Kennis |
  • Verlenging bewijsvermoeden non-conformiteit bij handel in levende dieren

Verlenging bewijsvermoeden non-conformiteit bij handel in levende dieren

Verlenging bewijsvermoeden

Op 20 mei 2019 zijn twee richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad aangenomen. Deze richtlijnen zijn onder meer aangenomen om het niveau van consumentenbescherming verder te verhogen.

De meest vergaande wijziging in de Richtlijn consumentenkoop ziet op het verlengen van het bewijsvermoeden van zes naar twaalf maanden bij een gebrek dat zich voordoet na aankoop. De koper wordt in het zadel geholpen. Als een gebrek zich binnen één jaar na de aankoop voordoet, geldt het vermoeden dat het gebrek al aanwezig was bij de koop. Er vindt een omkering van de bewijslast plaats. Het is aan de verkoper om het tegendeel te bewijzen.

Het is interessant om aan te halen dat het vrij staat om de handel van levende dieren uit te sluiten van het toepassingsbereik van deze Richtlijn. Denk daarbij aan de handel in paarden. Nederland maakt echter geen gebruik van deze mogelijkheid, zodat bij de handel in dieren verkopers geconfronteerd worden met het bewijsvermoeden. Zorgt dit voor grotere lasten voor de verkoper van paarden? Of wordt de soep niet zo heet gegeten als het wordt opgediend?

In deze blog bespreek ik de gevolgen voor de verkoper en geef ik enkele tips.

Implementatie wetgeving lidstaten

Op 1 juli 2021 moet Nederland de Richtlijn 2019/771 hebben omgezet in wetgeving. Die nieuwe regels moeten vervolgens op 1 januari 2022 in werking treden (zie artikel 24 Richtlijn 2019/771 EU).

De Richtlijn gaat uit van maximumharmonisatie. Lidstaten mogen niet afwijken van de vereisten uit de Richtlijn. Op bepaalde punten kan een lidstaat echter wel meer bescherming bieden dan de Richtlijn voorschrijft. Bijvoorbeeld door de handel in levende dieren uit te sluiten van het toepassingsbereik van de Richtlijn consumentenkoop. Het hoeft echter niet.

Reikwijdte richtlijn

Na inwerkingtreding gelden de nieuwe regels voor koopovereenkomsten die vanaf 1 januari 2022 worden gesloten tussen een professionele verkoper en een consument. De Richtlijn consumentenkoop ziet op zogenaamde b2c-relaties. Niet op de situatie dat de consument de verkoper is, zoals c2b- of c2c-relaties.

De koopovereenkomst omvat niet alleen goederen die al geproduceerd zijn, maar ook goederen die nog vervaardigd of geproduceerd moeten worden (artikel 3 lid 2 Richtlijn 2019/771 EU).

De Richtlijn consumentenkoop is niet van toepassing op executoriale verkoop (artikel 3 lid 4 Richtlijn 2019/771 EU). Een lidstaat mag bepalen dat de richtlijn evenmin van toepassing is op de verkoop van tweedehandsgoederen op openbare veilingen en op levende dieren (artikel 3 lid 5 Richtlijn 2019/771 EU).

Wat regelt de richtlijn niet?

In artikel 3 lid 6 Richtlijn 2019/771 EU is bepaald dat de onderwerpen over de totstandkoming van de overeenkomsten, de geldigheid, nietigheid en gevolgen van een overeenkomst (waaronder de gevolgen van ontbinding en schadevergoeding) buiten het bereik van deze Richtlijn vallen. De Richtlijn consumentenkoop mag geen afbreuk doen aan nationaal recht in dit kader.

Bewijslast voor het bestaan van non-conformiteit tijdens levering

In artikel 11 Richtlijn consumentenkoop is de verlenging van het bewijsvermoeden van zes maanden naar minimaal twaalf maanden opgenomen. Deze wijziging ziet op de non-conformiteit, meer specifiek op de bewijslast van een gebrek.

Als een gebrek zich binnen één jaar na de aankoop voordoet, geldt het vermoeden dat het gebrek al aanwezig was bij de koop. Er vindt een omkering van de bewijslast plaats. Het is aan de verkoper om het tegendeel te bewijzen.

De koper heeft bij een non-conforme zaak in beginsel recht op kosteloos herstel van het gebrekkige of levering van het ontbrekende, prijsvermindering of ontbinding. Het recht op prijsvermindering of ontbinding bestaat indien de verkoper weigert tot herstel of levering over te gaan. Maar ook als hij daarin niet slaagt, het gebrek niet kan worden hersteld, het gebrek zo ernstig is dat onmiddellijke prijsvermindering of ontbinding gerechtvaardigd is, of herstel dan wel levering niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de consument mogelijk is (artikel 13 en 14 Richtlijn consumentenkoop).

Handel in dieren

Zoals aangehaald onder de reikwijdte van de Richtlijn consumentenkoop, staat het Nederland vrij om de handel van levende dieren uit te sluiten van het toepassingsbereik van deze Richtlijn. Daarmee zou dat het bewijsvermoeden van minimaal twaalf maanden niet voor de handel in levende dieren gelden.

In de huidige wetgeving is de kooptitel en het conformiteitsbegrip van toepassing op levende dieren. Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2019 over de non-conformiteit bij de aankoop van een dressuurpaard.

In het wetsontwerp voor Nederland is niet gekozen de aankoop van levende dieren buiten de werkingssfeer van de Richtlijn consumentenkoop te houden. Toont een paard binnen twaalf maanden na aankoop een gebrek, dan wordt vermoed dat dat gebrek er al was bij aankoop.

Gevolgen praktijk en tips voor de verkoper

Als de Richtlijn consumentenkoop op 1 juli 2021 is omgezet naar wetgeving geldt bij consumentenkoop dat als een gebrek zich binnen twaalf maanden na levering voordoet, vermoed wordt dat het gebrek er bij de levering al was. Komt een koper van een paard aan het einde van die twaalf maanden terug met een kreupel paard, dan wordt vermoed dat dat gebrek er vanaf de aankoop was.

Echter, de verkoper houdt de mogelijkheid dat vermoeden te weerleggen. Het is dan ook aan te raden, vooral bij de koop van levende dieren, om de positie van de verkoper stevig te verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan een beoordeling of keuring door een deskundig dierenarts bij de verkoop. Het is dan dus niet bij voorbaat een gelopen race, maar er wordt van de verkoper wel zeker een stap extra verwacht.

Is bekend met welk doel een koper het dier aanschaft, dan doet de verkoper er goed aan om een duidelijke schriftelijke omschrijving te geven van de eigenschappen van een dier. De koper kan die specifiek benoemde eigenschap dan niet zonder meer gebruiken voor het argument dat het dier daardoor niet geschikt is voor het gewenste vooraf besproken doel. Echter, omdat de bewijslast in de eerste zes of, na implementatie van de Richtlijn consumentenkoop, twaalf maanden bij de verkoper liggen, is het advies dergelijke mededelingen schriftelijk vast te leggen.

Heb je vragen over de aanstaande invoering of meer specifiek non-conformiteitsvragen bij aankoop van levende dieren, neem dan gerust contact met mij op.