VGO en het voorzorgsbeginsel
Weigering omgevingsvergunning milieu blijft in stand
In mijn blog van 14 maart 2019 behandelde ik de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2019. Met name de overwegingen van de Afdeling over de toepassing van het voorzorgsbeginsel bij de toetsing van het risico van endotoxinen voor de volksgezondheid, in het kader van een omgevingsvergunning milieu, zijn interessant. De Afdeling oordeelde dat het voorzorgsbeginsel in relatie tot de volksgezondheidsrisico’s van endotoxinen, gezien het aanzienlijke aantal vragen waarvoor verder wetenschappelijk onderzoek vereist is, niet zover strekt dat het bevoegd gezag toepassing had moeten geven aan de advieswaarde van 30 EU/m3 (zie voor een vergelijkbaar voorbeeld in een bestemmingsplankwestie: AbRS 10 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3335 Bernheze, TvAR 2015/5793).
In deze blog behandel ik een recente uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, in een min of meer vergelijkbare kwestie, waarbij de rechtbank het voorzorgsbeginsel wel toepast.
Weigering omgevingsvergunning milieu
Het betreft de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2019 (gepubliceerd op 24 maart 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1105, Etten-Leur). De uitspraak ziet op een geweigerde omgevingsvergunning milieu voor het uitbreiden van een geitenhouderij met 1.999 melkgeiten en een mestopslag. Kort samengevat zag het bevoegd gezag in de uitkomsten van het onderzoekstraject Veehouderij en Gezondheid Omwonenden – waaruit onder andere blijkt dat mensen die in een straal van 2 kilometer rondom een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben – voldoende aanleiding om de uitbreiding met toepassing van het voorzorgsbeginsel te weigeren. Het gaat daarbij met name om de rapporten VGO-2 van 16 juli 2017 en VGO-3 van 22 oktober 2018. De rechtbank acht het voor de weigering op grond van het voorzorgsbeginsel niet nodig dat oorzakelijke verbanden zijn aangetoond en evenmin dat de precieze oorzaak van de verhoogde kans duidelijk is. Vergunningvoorschriften waren volgens de rechtbank juist vanwege het gebrek aan inzicht in de oorzakelijke verbanden niet mogelijk. De rechtbank refereert verder aan de beoordelingsvrijheid die het bevoegd gezag heeft. Tot slot acht de rechtbank van belang dat het bevoegd gezag de specifieke situatie (binnen een straal van twee kilometer twee woonwijken en meerdere intensieve veehouderijen en een verdubbeling van het aantal geiten) nadrukkelijk in de beoordeling heeft betrokken. Het weigeringsbesluit haalt de eindstreep.
Uitspraak Afdeling
Vermeldenswaardig is nog dat in de VGO-onderzoeken ook door de Afdeling in geval van een geitenhouderij aanleiding is gezien om een geweigerde verklaring van geen bedenkingen in stand te laten. Ik verwijs naar de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2189, Lingewaard). Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde rapporten had de gemeenteraad gesteld dat het op dit moment zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is om een goede inschatting te maken van de gezondheidsrisico’s van de uitbreiding van een geitenhouderij. Kortom, de gemeenteraad had de onduidelijkheid doorslaggevend geacht en de verklaring van geen bedenkingen geweigerd. Volgens de Afdeling heeft de gemeenteraad deze afweging aan het besluit ten grondslag mogen leggen. De Afdeling verwijst hierbij niet naar het voorzorgsbeginsel.
Meer weten?
Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan gerust contact op met mij of een van de andere specialisten van Agribusiness & landelijk gebied.