Vijf hoofdlijnen van de gewijzigde Wet Bibob per 1 augustus 2020
Op 1 augustus 2020 treedt de gewijzigde Wet Bibob (eerste tranche; kamerstukken 35 152) in werking (Stb. 2020, 279). Tegelijkertijd treedt een wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) in werking. Dit laatste gebeurt in verband met de verstrekking van justitiële gegevens over de zakelijke omgeving van betrokkene ten behoeve van het eigen Bibob-onderzoek door bestuursorganen.
In deze blog geef ik overzichtelijk de vijf hoofdlijnen weer van de wijzigingen van de Wet Bibob die per 1 augustus 2020 in werking treden. In aankomende blogs zal hierop een verdiepingsslag worden gemaakt.
De vijf hoofdlijnen
In de kern is de wetswijziging onder te verdelen in de volgende vijf hoofdlijnen:
- de reikwijdte van de Wet Bibob wordt verruimd;
- de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen worden uitgebreid;
- de onderzoeksbevoegdheden van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) worden uitgebreid;
- er kunnen meerdere gevolgen aan een Bibob-onderzoek worden verbonden;
- enkele praktische veranderingen.
Ik licht de vijf hoofdlijnen hierna toe.
Ad 1. Verruimde reikwijdte van de Wet Bibob
Voor twee typen ‘Bibobabele’ rechtsfiguren wordt de reikwijdte van de Wet Bibob uitgebreid: de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie.
De overheidsopdracht (aanbesteding)
Op dit moment kan de Wet Bibob alleen worden toegepast op overheidsopdrachten in aangewezen sectoren (art. 5 lid 2 Wet Bibob). Die aanwijzing staat in artikel 3 van het Besluit Bibob. Het betreft de bouw-, informatie- en communicatietechnologie- en milieusector.
Per 1 augustus 2020 komen alle overheidsopdrachten onder het bereik van de Wet Bibob te vallen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zorg-, schoonmaak- en (taxi)vervoerssector. Artikel 5 lid 2 van de Wet Bibob en artikel 3 van het Besluit Bibob vervallen met ingang van 1 augustus 2020. Er komt ook een nieuwe definitie van het begrip ‘overheidsopdracht’. Hieronder wordt verstaan “overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012”.
NB. Vanwege deze definitie zullen, door de wijze van aanbesteding in met name de zorgsector, veel gevallen niet onder het begrip overheidsopdracht kunnen worden geschaard (en dus alsnog niet ‘gebibobd’ kunnen worden). Dit zal in een aankomend blog worden toegelicht.
De vastgoedtransactie
Sinds 2013 valt de vastgoedtransactie onder het bereik van de Wet Bibob. Een aantal vastgoed-gerelateerde figuren konden echter niet worden gebibobd. Dat betrof de verandering van de positie van een “rechtspersoon met een overheidstaak” die deelneemt aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die een onroerende zaak in eigendom heeft, huurt of verhuurt of die een zakelijk recht heeft met betrekking tot een onroerende zaak. Daarnaast kon bij een vereiste toestemming van de rechtspersoon met een overheidstaak, voor de vervreemding van erfpacht (art. 5:91 lid 1 BW) geen Bibob-onderzoek worden gedaan.
Per 1 augustus 2020 valt de vergroting, vermindering of beëindiging van een deelname door een rechtspersoon met een overheidstaak aan een rechtspersoon, als hiervoor omschreven, onder de Wet Bibob. Ook als de rechtspersoon een onroerende zaak pas ná de (vergroting, vermindering of beëindiging van de) deelname verwerft of huurt. Daarnaast wordt het per 1 augustus 2020 mogelijk voor rechtspersonen met een overheidstaak om de Wet Bibob toe te passen, alvorens toestemming te verlenen voor het vervreemden van erfpacht. De definitie van het begrip ‘vastgoedtransactie’ in artikel 1 lid 1 van de Wet Bibob wordt daartoe gewijzigd.
Ad 2. Uitbreiding onderzoeksmogelijkheden eigen Bibob-onderzoek
Per 1 augustus 2020 worden ook de mogelijkheden tot het doen van eigen Bibob-onderzoek door bestuursorganen uitgebreid. Dit wordt verduidelijkt in een specifiek op het eigen Bibob-onderzoek toegespitst (nieuw) artikel: artikel 7a Wet Bibob.
Toegang tot meer justitiële gegevens
Concreet houdt de uitbreiding van de eigen onderzoeksmogelijkheden in dat, door een wijziging van artikel 15 lid 1 sub b en lid 2 van het Bjsg, bestuursorganen voortaan niet meer uitsluitend de gegevens van de betrokkene zelf mogen raadplegen, maar ook de gegevens over de volgende derden:
- degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;
- degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;
- degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;
- degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven; en
- degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene (oftewel degene die vermoed wordt in een ‘zakelijk samenwerkingsverband’ te staan tot de betrokkene).
Keerzijde: ‘sanctiemogelijkheid’ LBB
De keerzijde van de verbeterde eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen wordt, dat aan het LBB de bevoegdheid wordt toegekend om af te zien van het uitbrengen van een Bibob-advies, als het van oordeel is dat het bestuursorgaan onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de (ruimere) mogelijkheden tot het verrichten van eigen onderzoek als bedoeld in artikel 7a. Daarnaast kan het LBB afzien van het uitbrengen van advies als het bestuursorgaan de resultaten van het eigen onderzoek niet met het LBB deelt. Dit wordt geregeld in een nieuw lid – lid 5 – dat wordt toegevoegd aan artikel 9 van de Wet Bibob.
Ad 3. Uitbreiding onderzoeksmogelijkheden van het LBB
Naast de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen voorziet de Wet Bibob per 1 augustus 2020 ook in een uitbreiding van de onderzoeksmogelijkheden van het LBB.
Nadere vragen over zakelijk samenwerkingsverband
In de eerste plaats kan door een wijziging van artikel 12 van de Wet Bibob het LBB voortaan nadere vragen stellen aan de betrokkene over een (mogelijk) zakelijk samenwerkingsverband. Dit wordt geregeld in een nieuwe artikel 12 lid 3 van de Wet Bibob.
Uitbreiding informatieleveranciers
In artikel 27 van de Wet Bibob staan de bestuursorganen genoemd die desgevraagd informatie moeten verstrekken aan het LBB, ten behoeve van het Bibob-onderzoek van het LBB. Deze lijst van (verplichte) informatieleveranciers wordt uitgebreid met de volgende instanties:
- gemeenten en provincies, voor zover het bestuurlijk beboetbare overtredingen betreft;
- de Inspectie Leefomgeving en Transport;
- de Kansspelautoriteit en
- de Autoriteit Consument en Markt.
Ad 4. Meerdere gevolgen op grond van Bibob-onderzoek
De gevolgen van de uitkomst van een Bibob-onderzoek worden op dit moment in de Wet Bibob tamelijk open gelaten en gerekend tot de eigen verantwoordelijkheid van bestuursorganen. Per 1 augustus 2020 worden de gevolgtrekkingen uit een Bibob-onderzoek nader ingekleurd.
Strafbaar feit gepleegd ter behoud van een beschikking of vastgoedtransactie
In artikel 3 lid 6 van de Wet Bibob staat nu dat de bevoegdheid bestaat om een beschikking te weigeren of in te trekken als ter verkrijging daarvan (vermoedelijk) een strafbaar feit is gepleegd. Per 1 augustus 2020 bestaat voor bestuursorganen deze bevoegdheid ook als (vermoedelijk) strafbare feiten zijn gepleegd ’ter behoud’ van een beschikking. Daartoe wordt artikel 3 lid 6 van de Wet Bibob gewijzigd. Door een wijziging van de redactie van artikel 9 lid 3 sub c van de Wet Bibob geldt het voorgaande ook bij het behoud van vastgoedtransacties.
Voorschriften aan beschikking
Artikel 3 lid 7 van de Wet Bibob bepaalt nu nog dat bij een “mindere mate van gevaar” voorschriften aan een beschikking kunnen worden verbonden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk (rest)gevaar. Gelet op deze redactie nam de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) dan ook lange tijd aan dat op grond van deze bepaling de bevoegdheid om aan een beschikking voorschriften te verbinden alleen kon worden gebruikt bij een mindere mate van gevaar. Niet bij een ernstig gevaar (zie bijvoorbeeld ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1218, r.o. 5.1).
Per 1 augustus 2020 komt er een aanvulling op artikel 3 lid 7 van de Wet Bibob, waarmee wordt verduidelijkt dat het verbinden van voorschriften aan een beschikking ook mogelijk is bij een “ernstig gevaar”. Daarnaast wordt toegevoegd dat een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift kan worden gewijzigd én dat, indien niet wordt voldaan aan een dergelijk voorschrift, het bestuursorgaan de beschikking kan intrekken.
Relatie tot strafbare feiten
Op dit moment worden op grond van artikel 3 lid 2 sub a en lid 3 sub a van de Wet Bibob, bij de vaststelling van de mate van gevaar alleen veroordelingen wegens een strafbaar feit aangemerkt als feiten en omstandigheden betrokken “die erop wijzen” dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten. In een nieuw artikel 3a wordt aangegeven dat per 1 augustus 2020 ook de volgende feiten en omstandigheden “erop wijzen” dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten:
- onherroepelijke strafbeschikkingen;
- voldane transacties;
- onherroepelijke bestuurlijke boetes;
- bestuurlijke boetes die in stand zijn gelaten door de bestuursrechter.
Betrekken sepot
In het nieuwe artikel 3a lid 2 van de Wet Bibob wordt per 1 augustus 2020 verduidelijkt dat een strafbaar feit ter zake waarvan het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgaat of de vervolging niet voortzet (een zgn. sepot), wél mag worden betrokken bij de beoordeling van de mate van gevaar. Hiermee wordt een ‘correctie’ toegepast op de rechtspraak van de Afdeling dat strafbare feiten die zijn geseponeerd niet (mede) aan een gevaarsconclusie ten grondslag mogen worden gelegd (zie bijvoorbeeld ABRvS 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:333, r.o. 3.1 en ABRvS 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:245, r.o. 5.3.3).
Op grond van artikel 3a lid 3 van de (gewijzigde) Wet Bibob mogen strafbare feiten die hebben geleid tot een vrijspraak niet worden betrokken bij de vaststelling van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 2 en lid 3 van de Wet Bibob.
NB. Dit laatste vind ik een jammerlijke beperking die niet nodig was geweest. Uit onder andere de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3148 en het arrest van de Hoge Raad van HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:958, volgt namelijk dat een strafrechtelijke vrijspraak er niet aan in de weg hoeft te staan om in latere procedure de gedragingen waarvan is vrijgesproken toch te kunnen betrekken. Bijvoorbeeld omdat door minder strenge bewijsregels of op grond van aanvullend bewijs die gedragingen toch relevant kunnen zijn. Voorwaarde daarbij is dat geen twijfel wordt geuit over juistheid van de vrijspraak, met het oog op de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 van het EVRM. Hierop wordt in een latere blog nader ingegaan.
Sanctie bij niet-antwoorden aanvullende vragen LBB
Per 1 augustus 2020 wordt in artikel 4 lid 2 van de Wet Bibob voorts verduidelijkt dat indien de betrokkene geen antwoord geeft op aanvullende vragen van het LBB, de conclusie van het LBB in dat geval zal zijn dat sprake is van een ernstig gevaar. Dat geldt zowel bij een reeds verleende als bij een aangevraagde beschikking. Daarmee wordt een antwoord gegeven op dit punt gerezen onduidelijkheden vanwege de uitspraken van de Afdeling van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2977 en van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2556.
Ad 5. Andere wijzigingen
Tot slot wijzigen enkele praktische zaken in de Wet Bibob met betrekking tot het nuttig gebruik van waardevolle Bibob-informatie die op dit moment op de plank blijft liggen.
Tip-functie LBB
Op grond van artikel 26 van de huidige Wet Bibob kan alleen de officier van justitie die beschikt over gegevens die er op duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten het bestuursorgaan daarover ’tippen’. Het LBB kan dat niet. Hooguit kan het LBB op grond van artikel 11a van de Wet Bibob desgevraagd aan een bestuursorgaan berichten of over een betrokkene in de afgelopen twee jaar een Bibob-advies is uitgebracht en zo ja, welke mate van gevaar daaruit is gebleken.
Per 1 augustus 2020 kan op grond van een nieuw artikel 11 van de Wet Bibob voortaan ook het LBB bestuursorganen rechtstreeks tippen om een Bibob-onderzoek te doen, als het LBB beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of (vermoedelijk) gepleegd zullen worden.
Langer gebruik Bibob-informatie
De termijn voor hergebruik van Bibob-informatie die het LBB heeft verzameld met het oog op het uitbrengen van Bibob-advies aan een bestuursorgaan bedraagt thans twee jaar (art. 19 Wet Bibob). Ook de termijn dat een bestuursorgaan gebruik mag maken van een uitgebracht Bibob-advies in verband met een andere beslissing bedraagt twee jaren (art. 29 Wet Bibob). Per 1 augustus 2020 worden de genoemde termijnen in beide gevallen verruimd van twee jaar naar vijf jaar.
Melden van overtreding en doen van aangifte door het LBB
Tot slot kan per 1 augustus 2020, door een uitbreiding van artikel 20 lid 3 van de Wet Bibob, het LBB Bibob-informatie voortaan (ook) delen met de volgende instanties en voor de volgende doelen:
- aan een tot oplegging van een bestuurlijke boete bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van het melden van een overtreding;
- aan een opsporingsambtenaar ten behoeve van het doen van aangifte van een begaan strafbaar feit.
Afsluiting
De gewijzigde Wet Bibob biedt overheden meer mogelijkheden in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, met name doordat zij beter in staat zijn om zelf Bibob-onderzoek te doen. Ook de actievere rol die aan het LBB wordt toegekend draagt hier aan bij. Of de wijziging op alle onderdelen zal brengen wat daarmee is beoogd zal de praktijk moeten uitwijzen. Ik heb in ieder geval enige aarzeling of de Wet Bibob daadwerkelijk op alle overheidsopdrachten, zoals dat althans is beoogd, zal kunnen worden toegepast. Dat wordt voer voor een volgend blog.
De ontwikkeling van de Wet Bibob gaat door. De tweede tranche van deze wet is in volle voorbereiding. In een kamerbrief van 3 juli 2019 hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en van Rechtsbescherming de Tweede kamer geïnformeerd over een aantal nieuwe wijzigingen van de Wet Bibob, die gericht zijn op een verdere verbetering van de informatiepositie van bestuursorganen en een nadere verbreding van het toepassingsbereik van de wet. Ook hieraan zal in een volgend blog aandacht worden besteed.
Vragen?
Heb je naar aanleiding van deze blog of anderszins vragen op het gebied van de Wet Bibob of de aanpak van ondermijning in bredere zin, neem contact op met mij of een van mijn collega’s van de praktijkgroep openbare orderecht.