De voorgestelde wetswijziging: Wet verduidelijking beoordeling arbeidsverhouding en rechtsvermoeden (VBAR)

Recent kondigde het kabinet het wetsvoorstel ‘Verduidelijking Beoordeling Arbeidsverhouding en Rechtsvermoeden’ (VBAR) aan. De VBAR is een van de maatregelen die het kabinet presenteerde als onderdeel om de arbeidsmarkt te hervormen en toekomstbestendig te maken.
In deze blog lees je alles over de twee onderdelen waaruit VBAR bestaat:
- de verduidelijking van het vereiste ‘werken in dienst van’ (een voorwaarde voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst) en;
- de introductie van een rechtsvermoeden, waarbij werkenden met een uurtarief lager dan €33,- per uur geacht worden hun werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst uit te voeren.
Ik leg uit wat deze wijzigingen betekenen, hoe ze de kwalificatie van arbeidsverhoudingen beïnvloeden en wat dit voor jouw organisatie betekent.
Verduidelijking beoordeling van de arbeidsverhouding
Op grond van het huidige artikel 7:610 BW is er sprake van een arbeidsovereenkomst wanneer de werknemer in dienst van de werkgever werkt, loon ontvangt en gedurende een bepaalde tijd arbeid verricht.
VBAR introduceert de WZOP-toets, waarmee het criterium “werken in dienst van” (oftewel: de gezagsverhouding) wordt gestructureerd en uitgewerkt aan de hand van drie elementen. Op grond van het voorgestelde tweede lid van artikel 7:610 BW wordt arbeid in dienst van een werkgever verricht indien:
- de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke of organisatorische sturing door de werkgever (het hoofdelement “W”), en;
- de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht, of de arbeid in mindere mate voor eigen rekening en risico verricht dan dat sprake is van sturing als bedoeld in onderdeel a (het hoofdelement “Z”).
Daarnaast stelt VBAR een derde lid voor met het element “OP” met indicaties die wijzen op ondernemerschap van de persoon (buiten de arbeidsrelatie).
Hieronder volgt een gedetailleerde toelichting.
De beoordeling van W, Z en OP volgens het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel ging eerst uit van een beoordeling van een arbeidsverhouding waarbij de indicaties van de (hoofd)elementen W en Z worden gewogen. Wanneer de indicatoren voornamelijk wijzen op hoofdelement W (werkinhoudelijke en organisatorische sturing), is sprake van een arbeidsovereenkomst. Wegen de indicatoren van hoofdelement Z (werk voor eigen risico) zwaarder, dan kwalificeert de arbeidsverhouding als een overeenkomst van opdracht. Pas als de elementen W en Z in evenwicht zijn, dan wordt het element OP (de persoon van de werkende) in de beoordeling betrokken.
De gewijzigde beoordeling van de elementen naar aanleiding van het Uber arrest
Naar aanleiding van het Uber-arrest, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen rangorde bestaat tussen de verschillende gezichtspunten (de elementen W, Z en OP), heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de voortgangsbrief aangekondigd dat het gewijzigde wetsvoorstel hiermee in lijn wordt gebracht. In het nog te wijzigen wetsvoorstel wordt extern ondernemerschap als een van de omstandigheden meegewogen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie, en niet uitsluitend wanneer de elementen W en Z in evenwicht zijn.
Rechtsvermoeden van het uurtarief
VBAR introduceert hiernaast een rechtsvermoeden met betrekking tot de hoogte van het uurtarief (artikel 7:610aa BW). Wanneer een uurtarief lager is dan €33,- (peiljaar 2024) wordt vermoed dat de werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht, tenzij het tegendeel door de werkgevende kan worden aangetoond. Dit vermoeden is bedoeld om de positie van laagbetaalde zelfstandigen te beschermen, die vaak te maken hebben met onduidelijke arbeidsverhouding.
Het rechtsvermoeden heeft uitsluitend betrekking op de werkende en de werkgevende en heeft geen invloed op derden, zoals de pensioenuitvoerder, het UWV of de Belastingdienst.
De laatste ontwikkelingen en inwerkingtreding
De inwerkingtreding was oorspronkelijk beoogd in 2026. Deze planning lijkt niet haalbaar, gezien de vele reacties op de internetconsultatie en de aanpassing van VBAR.
De Raad van State bracht op 11 november 2024 het gevraagde advies over VBAR uit. Daarin staat dat VBAR slechts in beperkte mate zal bijdragen aan het oplossen van de problemen rondom de kwetsbaarheid van schijnzelfstandigen. De groeiende groep zelfstandigen blijft een zwakke arbeidsmarktpositie houden en de druk op het socialezekerheidsstelsel blijft bestaan. Dit komt omdat VBAR voornamelijk een codificering is van het bestaande recht en de daadwerkelijke impact beperkt is.
Wat betekent dit voor jouw organisatie?
Hoewel VBAR een stap in de goede richting is, is de wetgeving niet voldoende om de structurele problemen rondom schijnzelfstandigheid aan te pakken. De problemen zijn breder en divers, en raken aan de arbeidsmarkt als geheel. Het gesprek moet ook gaan over de drijfveren van partijen om reguliere werkzaamheden te vervullen in een opdracht-relatie.
Toch is het van belang om voorbereid te zijn op de veranderingen als je met (schijn)zelfstandigen werkt.
Gezien het casuïstische karakter van de beoordeling van arbeidsverhouding, zal de kwalificatie van een arbeidsverhouding in de praktijk lastig blijven. Benieuwd wat dit voor jouw organisatie betekent en hoe je je kunt voorbereiden op de veranderingen in de wetgeving? Neem contact met ons op voor deskundig advies en praktische oplossingen.
Vragen of hulp nodig?
Twijfel jij over hoe jouw arbeidsrelaties moeten worden beoordeeld? Wij kunnen jou helpen bij het beoordelen en herzien van de arbeidsrelaties binnen jouw organisatie.

Blogreeks ‘De belangrijkste ontwikkelingen en aandachtspunten bij de beoordeling van arbeidsrelaties’
Deze blog is onderdeel van een reeks waarin de volgende onderwerpen aan bod komen:
- De schijnzelfstandigen (opnieuw) op de radar: neem je arbeidsrelatie onder de loep
- Handhaving: Opheffing van het Handhavingsmoratorium
- Fiscale toets en handhaving
- De voorgestelde wetswijziging: Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsverhouding en Rechtsvermoeden (VBAR)
- Hoge Raad: ondernemerschap van werkenden belangrijk bij kwalificatie van een arbeidsovereenkomst