Warmtepompen en geluidbelasting in het bestemmingsplan
Warmtepompen en de bijbehorende geluidbelasting komen steeds vaker in de uitspraken van de Raad van State voor. Deze rechtspraak laat zien dat het oppassen geblazen is wanneer warmtepompen worden toegestaan. Het bevoegd gezag kan namelijk niet in alle gevallen zomaar aansluiten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012.
In deze blog behandelen wij deze rechtspraak van de Raad van State. Wij zetten een aantal lessen die we hieruit kunnen leren op een rij. Maar eerst staan wij stil bij de problemen die zich in de praktijk voordoen.
Huidige wetgeving
In de blog Tegenslag energietransitie: Warmtewet 2 voorlopig in de ijskast hebben we geschreven dat de Warmtewet 2 nog even in de ijskast wordt gezet. Het wordt voor gemeenten voorlopig dus niet eenvoudiger om grip te krijgen op de aanleg van een warmtenetten. De Gaswet bepaalt sinds 1 juli 2018 alleen wel dat nieuwbouwwoningen in principe gasloos moeten worden gebouwd. Op plekken waar nog geen aansluiting op een warmtenet mogelijk is, wordt daarom veelal gewerkt met warmtepompen.
Overigens wordt gewerkt aan een wijziging van (o.a.) het Bouwbesluit 2012. Hierdoor wordt (kort samengevat) het opwekken van een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie bij een ingrijpende renovatie verplicht. In de toekomst zal dus ook bij ingrijpende renovatie warmtepompen gerealiseerd moeten worden. Deze toekomstige verplichting is een uitwerking van de EU richtlijn hernieuwbare energie (RED II). Deze richtlijn bevat een verplichting voor lidstaten om een hoeveelheid hernieuwbare energie voor te schrijven bij ingrijpende renovaties.
Warmtepompen en geluidsoverlast
Er zijn verschillende soorten warmtepompen. Zo zijn er warmtepompen die warmte halen uit de grond, uit het water uit de grond of uit de lucht. Bij deze laatste variant worden binnen- en buitenunits geplaatst. Bij een lucht-lucht warmtepomp trekt de buitenunit de lucht aan met een ventilator. Deze wordt volgens door de binnenunit op de juiste temperatuur gebracht. Vervolgens kan er warme of koude lucht in de woning worden geblazen. Bij een lucht-water warmtepomp bevindt zich in de buitenunit een warmtepomp die de warmte uit de omgevingslucht haalt. In de binnenunit wordt hiermee het water opgewarmd. Juist de buitenunits zorgen voor geluidsoverlast.
Het maximale geluidsvermogen van buitenunits is in Europa vastgelegd in de Ecodesing Directive Commission Regulation No 206/2012. Voor warmtepompen tot 6 kW bedraagt dit maximaal 65 dB(A) en voor warmtepompen van 6 kW tot 12 kW bedraagt dit maximaal 70 dB(A). Hiermee is echter nog niet gezegd (verre van) dat er geen geluidsoverlast plaatsvindt.
Om de geluidsoverlast als gevolg van warmtepompen met een buitenunit tegen te gaan, gelden er vanaf 1 april 2021 in Nederland maximale geluidsnormen. Artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat een buitenunit maximaal 40 dB(A) mag veroorzaken op de perceelgrens met het aangrenzend perceel waar een woonbestemming geldt. Belangrijk is dat deze norm geldt voor nieuwbouw én bestaande woningen.
Problemen in de praktijk
Van belang is dat deze norm geldt op de perceelgrens. In de praktijk levert dit nog wel eens de nodige problemen op. Daarbij gaat het vooral om woningen die dicht op elkaar gebouwd staan. Denk bijvoorbeeld aan smalle rijtjeswoningen. De afstand tot het naastgelegen perceel is dan dusdanig klein dat gepuzzeld moet worden waar de buitenunit geplaatst kan worden om te voldoen aan de norm van 40 dB(A).
Ook bij appartementen is het (soms) problematisch. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe de term ‘perceelsgrens’ van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 moet worden uitgelegd. Onduidelijk is of het alleen gaat om het aangrenzende perceel of ook om de omliggende appartementen. Als alleen het eerste van toepassing is, worden omliggende appartementen niet beschermd door deze norm.
Bestemmingsplannen en warmtepompen: onderzoek naar geluidbelasting
De bestemmingen die in een bestemmingsplan aan gronden worden gegeven, mogen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Als een bestemmingsplan warmtepompen bij woningen mogelijk maakt, moet er onderzoek gedaan worden naar de geluidbelasting als gevolg van deze warmtepompen. Vast moet komen te staan of in de omgeving sprake is en blijft van een aanvaardbaar (akoestisch) woon- en leefklimaat.
In een uitspraak van 28 juli 2021 heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan voor de beoordeling van mogelijke geluidsoverlast van warmtepompen niet kan volstaan met een verwijzing naar de procedure over de omgevingsvergunning. De gemeenteraad moet bij het bestemmingsplan een afweging maken van de mogelijke gevolgen voor de omgeving na realisatie van warmtepompen en moet onderzoeken of een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat zal bestaan.
Wel kan de gemeenteraad – als het bestemmingsplan is vastgesteld na 1 april 2021 in het kader van de toets aan de goede ruimtelijke ordening aansluiten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012. Deze norm is namelijk specifiek geschreven ter bescherming van de omwonenden. Enkel verwijzen is niet voldoende. Er moet onderzocht worden of aan deze norm wordt voldaan.
Dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening aangesloten kan worden bij dergelijke normen blijkt (bijvoorbeeld) uit de uitspraak van 2 september 2020. Het bestemmingsplan dat ter discussie stond voorziet in de nieuwbouw van een schoolgebouw. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting van de drie warmtepompen op het dak van de voorziene nieuwbouw onderzocht. De Raad van State oordeelde dat het langtijdgemiddelde en het maximale geluidniveau van 1 warmtepomp in overeenstemming waren met de normen uit het Activiteitenbesluit (artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit bestond destijds nog niet). Omdat daarbij de berekende geluidbelasting ruim beneden de toelaatbare waarden uit het Activiteitenbesluit lag, was relevante cumulatie niet aan de orde en hoefde dus geen onderzoek naar de cumulatieve geluidbelasting te worden verricht.
Bij bestemmingsplannen kan de gemeenteraad niet zonder akoestisch onderzoek verwijzen naar de norm van 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012. De gemeenteraad moet onderzoeken of de norm van 40 dB(A) op de perceelsgrens niet wordt overschreden. Daarbij is van belang dat deze norm alleen ziet op de geluidbelasting van één warmtepomp. Deze norm houdt dus geen rekening met de cumulatie van het geluid van meerdere warmtepompen. Dit is overwogen door de Raad van State in de uitspraak van 4 augustus 2021 over een bestemmingsplan voor een tot appartementengebouw omgebouwd gemeentehuis. De gecumuleerde geluidbelasting van alle warmtepompen voor het appartementengebouw moet inzichtelijk worden gemaakt en mag niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bouwvergunning nodig voor het plaatsen van een warmtepomp?
Wanneer iemand een warmtepomp met buitenunit wil aanschaffen, rijst de vraag of voor de buitenunit een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is. In artikel 2 van bijlage II van het Bor zijn namelijk bouwactiviteiten weergegeven waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Op de lijst staat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de daar gestelde eisen. Ook staat op deze lijst een ander bouwwerk in voor- of achtererfgebied mits deze (o.a.) niet hoger is dan 1 meter.
In de uitspraak van 24 maart 2021 ging de Raad van State in op de vraag ter discussie of een buitenunit hoger dan 1 meter als een vergunningvrij bouwwerk moet worden beschouwd: een buitenunit kan niet worden aangemerkt als een ‘bijbehorend bouwwerk’. Bijbehorende bouwwerken moeten volgens de definitie van artikel 1 van bijlage II Bor voorzien zijn van een dak. Met het plaatsen van een buitenunit onder een afdak (bijvoorbeeld een carport) wordt dit niet omzeild. Verder was de Raad van State van oordeel dat er ook geen sprake is van een ‘ander bouwwerk’ omdat de betreffende buitenunit hoger is dan 1 meter.
Dit betekende dat voor de buitenunit een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig was. Als het bestemmingsplan een warmtepomp ter plaatse niet toestaat, is ook een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig.
Geluidsvoorschriften in een bouwvergunning?
Als het bestemmingsplan de warmtepomp wel toestaat is alleen een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig. Kan een buurman of -vrouw eisen dat er aan de bouwvergunning geluidsvoorschriften worden verboden om de geluidshinder als gevolg van de buitenunit te verminderen?
In de uitspraak van 4 augustus 2021 oordeelde de Raad van State dat dit niet mogelijk is. Op grond van artikel 2.22 lid 2 van de Wabo kunnen alleen voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is bepaald. De geluidsvoorschriften zien niet op de activiteit ‘bouwen’ en niet op de belangen die zijn aangegeven in artikel 2.10 van de Wabo, maar op het voorkomen van geluidsoverlast. Gelet hierop waren volgens de Afdeling terecht geen geluidsvoorschriften aan de door de buren bestreden bouwvergunning verbonden.
Het is voor omwonenden dus zaak om op tijd en tegen het juiste besluit rechtsmiddelen in te stellen. Als een bestemmingsplan warmtepompen mogelijk maakt is het voor buren die geluidoverlast van warmtepompen vrezen van belang om daartegen beroep in te stellen. Dit maakt de hiervoor genoemde uitspraak des te meer duidelijk. (In deze uitspraak stond overigens een bestemmingsplan en een bouwvergunning ter discussie die gecoördineerd ofwel tegelijk voorbereid waren.) Het ging om een bouwplan van 12 appartementen met meerdere warmtepompen. De appellant had tegen het bestemmingsplan blijkbaar geen punt gemaakt van de (cumulatieve) geluidbelasting als gevolg van de warmtepompen, maar slechts betoogd dat ten onrechte geen geluidsvoorschriften aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. Zoals hiervoor uiteengezet, zonder succes.
Omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en warmtepompen
Als het bestemmingsplan de bouw van een warmtepomp niet toestaat is dus zowel een bouwvergunning als een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig. Ten aanzien van deze laatste ‘afwijkingsvergunning’ merken wij het volgende op.
Een buitenunit kan vergund worden door toepassing van de zogeheten kruimelgevallenlijst. Dit betekent (o.a.) dat niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden maar ‘gewoon’ de zogenoemde reguliere procedure. Dit betekent alleen niet dat er geen aandacht meer besteed hoeft te worden aan de geluidbelasting als gevolg van de warmtepomp(en). Een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan kan namelijk alleen worden afgegeven als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt ook bij toepassing van de kruimelgevallenlijst.
Voor de duidelijkheid kan het bevoegd gezag bij de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening aansluiten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van de het Bouwbesluit 2012. Deze specifieke regeling is door de wetgever opgesteld om de geluidhinder als gevolg van de buitenunits te beperken en als vaststaat dat aan deze norm (ruimschoots) wordt voldaan, is in beginsel aannemelijk dat sprake van een goede ruimtelijke ordening. Bij woningbouwprojecten met meerdere woningen en dus ook meerdere warmtepompen zal ook de cumulatieve geluidbelasting van de warmtepompen tezamen in beeld gebracht moeten worden.
Het college van burgemeester en wethouders is bij bestemmingsplannen en afwijkingsvergunningen niet altijd gebonden aan deze norm van het Bouwbesluit 2012. Met een deugdelijke onderbouwing kan aannemelijk worden gemaakt dat ook bij een hogere geluidbelasting dan 40 dB(A) op de perceelsgrens sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er zullen dan wel specifieke omstandigheden aanwezig moeten zijn, zoals de aanwezigheid van bebouwing of begroeiing, waardoor het geluid wordt afgeschermd.
Verder bepaalt deze norm alleen iets over de geluidbelasting op de perceelgrens van het naastgelegen perceel met een woonbestemming. Over (bijvoorbeeld) de geluidbelasting op de gevel van omliggende appartementen bepaalt artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 niets. In een dergelijke gevallen zal het college van burgemeester en wethouders onderzoek moeten doen of ter plaatse van de omliggende appartementen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de uitspraak van 24 maart 2021 heeft de Raad van State een norm van 35 dB(A) op de gevel van een naastgelegen woning aanvaardbaar geacht. Daarbij moet worden opgemerkt dat het niet om een appartementengebouw ging en de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 destijds nog niet bestond. Wel geeft de Raad van State aan dat in het onderzoek waarop de (destijds nog toekomstige) norm van artikel 3.8 van het Bouwbesluit 2012 gebaseerd is, geen aanleiding wordt gezien om de norm van 35 dB(A) op de gevel ondeugdelijk te achten.
Aan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kunnen wel geluidsvoorschriften worden verbonden. Deze voorschriften moeten dan wel in het belang zijn van een goede ruimtelijke ordening. Geluidsvoorschriften om de geluidoverlast van warmtepompen te beperken zullen hier doorgaans aan voldoen.
Lessen uit de rechtspraak
- In het kader van een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan moet onderzoek worden gedaan naar de geluidbelasting als gevolg van de warmtepompen. Daarbij kan in beginsel worden aangesloten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012.
- Als het bestemmingsplan voorziet in meerdere warmtepompen of wordt afgeweken van het bestemmingsplan om meerdere warmtepompen toe te staan, moet ook onderzoek worden gedaan naar de gecumuleerde geluidbelasting van de betreffende warmtepompen. Een verwijzing naar de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is dan niet voldoende omdat deze alleen iets zegt over de geluidbelasting van één enkele warmtepomp.
- Niet in elke situatie kan worden aangesloten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012. Dit is bijvoorbeeld het geval als van het bestemmingsplan wordt afgeweken om een buitenunit bij een (reeds bestaand) appartement toe te staan. De norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 bepaalt alleen iets over de geluidbelasting op de erfgrens. Aangezien bij naastgelegen appartementen (in hetzelfde gebouw) geen sprake is van een erfgrens, kan niet zomaar worden aangesloten bij de norm van artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012. Het college van burgemeester en wethouders moet dan onderzoeken bij welke geluidbelasting op de gevel van de naastgelegen appartementen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afsluiting
Warmtepompen als uitvloeisel van de oprukkende energietransitie komen steeds vaker voor in uitspraken over bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Voor woningbouwprojecten met warmtepompen is deugdelijk onderzoek nodig naar de geluidbelasting als gevolg van warmtepompen met buitenunits. Geluidsdeskundigen zijn hierbij vaak onmisbaar.
Overigens: Warmtepompen zijn de afgelopen jaren steeds stiller geworden en daarmee ook het ‘geluidprobleem’. Als voorbeeld van de snelle ontwikkelingen in de energietransitie zijn er inmiddels lucht/water warmtepompen zonder buitenunit. Deze warmtepompen zijn momenteel alleen nog niet gebruikelijk. Daarbij is voor deze variant meer binnenruimte nodig en zal de geluidbelasting binnenshuis hoger zijn. Of hiervan snel gebruik kan/zal worden gemaakt is de vraag, maar ook deze ontwikkeling kan snel gaan.
Heb je zelf een (geluid)kwestie ten aanzien van warmtepompen of zit je met vragen naar aanleiding van deze blog, neem dan vrijblijvend contact op Jan van Vulpen of Wiebe van de Rijt.