Wel of geen spuitzone?
Een plan voorziet in de bouw van woningen. Een aantal van deze woningen is voorzien op korte afstand van agrarische gronden. Deze agrarische gronden worden momenteel niet gebruikt voor de teelt van gewassen, maar het ter plaatse vigerende bestemmingsplan sluit een dergelijk gebruik – waarbij bestrijdingsmiddelen mogen worden gebruikt – niet uit. Het is derhalve planologisch mogelijk dat de agrariër het huidige gebruik van zijn gronden wijzigt in het telen van gewassen. Dient nu ten behoeve van de bouw van de woningen, wel of geen spuitzone te worden aangehouden?
Maximale planologische mogelijkheden wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht
In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:868) was een dergelijke situatie aan de orde. Het ging hierbij om agrarische gronden, die feitelijk werden gebruikt voor de containerteelt (teelt in potten). Voor dergelijke teelt, waarbij het gaat om lagere gewassen dan bij bijvoorbeeld fruitteelt, was het volgens een deskundige niet nodig om een spuitzone van 50 meter aan te houden. De gemeenteraad had echter geen rekening gehouden met het feit dat het vigerende bestemmingsplan niet alleen containerteelt toestond, maar ook andere vormen van teelt, zoals fruitteelt. De Afdeling overwoog dat de raad zich bij het toekennen van de woonbestemming onvoldoende rekenschap had gegeven van hetgeen de aan de agrarische gronden toegekende bestemming maximaal toeliet, wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht. Het plan was dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld, aldus de Afdeling.
Uit deze uitspraak volgt dus – kortgezegd – dat voor het bepalen of een spuitzone nodig is, moet worden bekeken welke maximale gebruiksmogelijkheden het vigerende bestemmingsplan biedt wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht op de betreffende agrarische percelen.
Bestaand agrarisch gebruik speelt een rol
Bij uitspraak van 20 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3524) heeft de Afdeling dit uitgangspunt enigszins genuanceerd. In deze uitspraak ging het om agrarische gronden die werden gebruikt ten behoeve van de veehouderij. Ook in dit geval sloot het vigerende bestemmingsplan ter plaatse de teelt van gewassen waarbij bestrijdingsmiddelen mochten worden gebruikt, niet uit. De vraag was nu, of de raad met die mogelijkheid rekening had moeten houden bij de vaststelling van het plan, dat woningbouw mogelijk maakte. De Afdeling nam daartoe in aanmerking, dat de veehouder geen enkel concreet voornemen kenbaar had gemaakt om het huidige agrarische gebruik te wijzigen. Bovendien had appellant ook niet gesteld dat wijziging van het gebruik binnen de planperiode voorzienbaar was. Gezien de omstandigheden dat sprake was van een veehouderij die recent nog had uitgebreid en geen plannen kenbaar had gemaakt om het bedrijf te staken of de bedrijfsvoering ingrijpend te wijzigen, komt de Afdeling tot de conclusie dat verandering van het bestaande agrarische gebruik binnen de planperiode zodanig onwaarschijnlijk is, dat de raad in redelijkheid geen rekening had hoeven te houden met een vorm van agrarisch gebruik waarbij spuitzones dienen te worden aangehouden.
Uit deze uitspraak volgt dus – kortgezegd – dat voor het antwoord op de vraag of rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat het gebruik van de agrarische gronden wordt gewijzigd naar teelt, bezien moet worden of deze wijziging binnen de planperiode voorzienbaar is. Indien deze wijziging zodanig onwaarschijnlijk is, behoeft de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt, geen rekening te houden met spuitzones.
Verschillende situaties
In de situatie als aan de orde in de uitspraak van 29 maart 2017 was reeds sprake van een agrarisch bedrijf dat gewassen kweekte waarbij bestrijdingsmiddelen werden gebruikt. Hierbij was wijziging van het gebruik van de agrarische gronden derhalve meer voorzienbaar dan in de situatie als aan de orde in de uitspraak van 20 december 2017.
Overigens kent de Afdeling in haar uitspraak van 20 december 2017, wel betekenis toe aan het feit dat in het hoogst onwaarschijnlijke geval dat de bedrijfsvoering toch zou omschakelen naar de teelt van gewassen, er ter plaatse voldoende mogelijkheden zijn om maatregelen te treffen zodat de nieuwe woningen geen belemmering zouden vormen voor die vorm van agrarisch gebruik.