Wetswijziging WVO: verandering voor gemeenten en middelbare scholen
Op 1 augustus 2022 is de Wet voortgezet onderwijs 2020 (WVO 2020) in werking getreden. Deze wet vervangt de eerdere Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). In deze blog bespreken onze specialisten Auke Klomp en Renske Burgers wat er door de wetswijziging is veranderd.
Wat verandert er met de WVO 2020?
De WVO 2020 regelt alle onderwerpen die gaan over het voortgezet onderwijs. Dit zijn uiteraard onderwerpen als het onderwijs en de examinering zelf, maar ook allerlei andere onderwerpen zoals de financiering, het personeel en de huisvesting van middelbare scholen.
Waarom is de WVO aangepast?
De WVO 2020 is ingevoerd omdat de tekst en de structuur van de WVO verouderd waren. De nieuwe wet is toegankelijker en bruikbaarder geworden voor gemeenten en middelbare scholen. De wetgever heeft de wet voorzien van een logische hoofdstukken-structuur. Dat wil zeggen dat de wijzigingen die met de inwerkingtreding van de WVO 2020 zijn doorgevoerd zien op de structuur en de tekstuele aard van de wet. Inhoudelijk gezien zijn er geen wijzigingen doorgevoerd en wat dat betreft is de WVO 2020 dus niets nieuws onder de zon.
Onderwijshuisvesting voortgezet onderwijs
Ondanks dat de wetgever met de inwerkingtreding van de WVO geen inhoudelijke wijzigingen heeft beoogd, is het goed om nog eens op een rijtje te zetten hoe onderwijshuisvesting voor het voortgezet onderwijs in Nederland is geregeld.
Hoe is onderwijshuisvesting geregeld in Nederland?
De wettelijke regeling over onderwijshuisvesting staat in hoofdstuk 6 van de WVO 2020. De gemeenten zijn op grond van artikel 6.1 WVO (financieel) verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen. Elke gemeenteraad moet een verordening vaststellen die gaat over onderwijshuisvesting, met daarin onder meer regels over:
- de grootte en indeling van schoolgebouwen en
- diverse procedures waar de gemeente zich aan moet houden bij de beoordeling van aanvragen voor voorzieningen.
Daarnaast legt de verordening aan het college van B & W de verplichting op om jaarlijks een budget vast te stellen waaruit ‘huisvestingsvoorzieningen’, zoals een nieuw schoolgebouw, worden betaald.
Welke stappen worden doorlopen bij het aanvragen van voorzieningen?
De wet gaat er vanuit dat schoolbesturen eerst een aanvraag doen voor een voorziening. Op deze aanvraag neemt het college van B & W een besluit, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Nadat een voorziening (onherroepelijk) is verleend, gaat de wet er van uit dat schoolbesturen en gemeenten altijd eerst overleg voeren over de bouwplannen en de uitvoering daarvan. Een schoolbestuur kan dus niet geld uitgeven aan een nieuw schoolgebouw en achteraf ‘een bonnetje indienen’ bij de gemeente.
De WVO 2020 neemt als uitgangspunt dat het schoolbestuur uiteindelijk eigenaar wordt van een schoolgebouw. Dit kan doordat:
- een schoolbestuur grond geleverd krijgt van de gemeente waarop zij een schoolgebouw realiseert;
of
- de gemeente zorg draagt voor een schoolgebouw en dit in eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. In beide gevallen wordt het schoolbestuur juridisch eigenaar en is het schoolbestuur verantwoordelijk voor de exploitatie en het onderhoud van het gebouw.
Claimrecht gemeente
Aangezien middelbare schoolgebouwen worden gefinancierd uit publieke middelen, mag een schoolbestuur niet zomaar allerlei rechtshandelingen met betrekking tot dat schoolgebouw verrichten. Zo gelden er strenge regels over medegebruik en (gedeeltelijke) verhuur van een schoolgebouw. Mocht een school een (gedeelte van) een schoolgebouw niet meer voor onderwijsdoeleinden nodig hebben, dan heeft de gemeente op grond van artikel 6.20 WVO een economisch claimrecht op het schoolgebouw. Op grond van dit claimrecht wordt de gemeente (weer) eigenaar van het schoolgebouw.