Burgemeester Almere mocht notariskantoor niet sluiten
Dat oordeelde de Afdeling op 7 mei 2025 in deze uitspraak. Onderstaande schreef Franc Pommer hierover.
De burgemeester sloot het notariskantoor op grond van artikel 2:43a van de APV en de daarop gebaseerde beleidsregel (grondslag sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw). Uit politierapportages was gebleken dat het kantoor naamsbekendheid genoot in criminele kringen, omdat het criminele activiteiten faciliteerde. Hierdoor bestond volgens de burgemeester gevaar voor de openbare orde.
De rechtbank Midden-Nederland oordeelde eerder dat de burgemeester niet bevoegd was het kantoor te sluiten (ECLI:NL:RBMNE:2022:3001). Volgens de rechtbank was niet gebleken dat in of rondom het kantoorpand sprake was van een verstoring van de openbare orde of dat het kantoor een “actuele dreiging vormde voor de ordelijke gang van zaken”. Bovendien was de notaris al tuchtrechtelijk geschorst en bleek niet dat zijn medewerkers (ook) betrokken waren bij criminele activiteiten.
De burgemeester stelde hoger beroep in tegen de rechtbankuitspraak. Volgens hem was voor zijn bevoegdheid niet vereist dat de openbare orde daadwerkelijk is verstoord, maar is voldoende is dat gedragingen gevaar voor de openbare orde opleveren.
De Afdeling volgt de burgemeester hierin niet.
Weliswaar erkent de Afdeling dat voor toepassing van artikel 2:43a ook een gevaar voor de openbare orde relevant kan zijn, zonder dat deze daadwerkelijk is verstoord. Het gevaar moet dan wel concreet voorzienbaar en actueel zijn. Ondanks de uitgebreide motivering van de burgemeester vindt de Afdeling dat onvoldoende concreet is gebleken van een gevaar voor de openbare orde die sluiting van het kantoor rechtvaardigde.
De motivering van de burgemeester is volgens de Afdeling gebaseerd op gevaren voor de openbare orde die zich in het algemeen kunnen voordoen, zonder dat zich in dit geval concrete omstandigheden voordoen waardoor de openbare orde in het geding is. Ook waren er volgens de Afdeling gezien de schorsing van de notaris weliswaar aanwijzingen voor laakbaar handelen in het verleden, maar was ten tijde de sluiting niet concreet voorzienbaar dat de openbare orde zou worden verstoord en dat dit een actuele dreiging vormde voor de ordelijke gang van zaken.
De Afdeling bestendigt daarmee haar lijn dat een gevaar voor verstoring van de openbare orde voldoende concreet moet zijn wil een pand gesloten kunnen worden op grond van de APV.
Persoonlijk vraag ik mij nog af of een notariskantoor überhaupt een “voor het publiek openstaand gebouw” is. Ik betwijfel dat. Dat zou betekenen dat artikel 2:43a geen grondslag kan bieden voor het besluit van de burgemeester. Deze vraag komt in de uitspraak niet ter sprake. Voer voor later dus…
