Update rechtspraak rondom spuitzonering
Op 6 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een m.i. opmerkelijke uitspraak (ECLI:NL:RVS:2023:4331) gedaan over – kort gezegd – de spuitzoneproblematiek.
Aan de orde was een wijzigingsplan dat voorziet in een planologisch kader voor de realisatie van één (plattelands)woning. In de nabijheid liggen verschillende agrarische percelen waarop gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. De agrariërs komen tegen het wijzigingsplan op en stellen (1) te vrezen dat zij in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt en (2) dat ter plaatse van de voorziene woning geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Afdeling verklaart deze beroepsgronden ongegrond. Daarbij is m.i. (onder meer) opmerkelijk dat:
– de Afdeling ervan uitgaat dat nu op een naburig perceel al een woning aanwezig is, de agrariër bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen al rekening moet houden met het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woonbestemming. Aan de hand daarvan concludeert de Afdeling dat ter zake van de plattelandswoning, die op een iets grotere afstand ligt, niet aannemelijk is gemaakt dat geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
??Ik vraag me af op grond waarvan voor de agrariër al beperkingen zouden gelden bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zie ik het goed, dan zijn in het geldende bestemmingsplan aan dat gebruik geen beperkingen gesteld waarmee ter plaatse van de bestaande woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Andere wet- en/of regelgeving lijkt, in deze – volgens mij – historisch gegroeide situatie, aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet in de weg te staan.
– de Afdeling keurt een afstand van (slechts) 17 meter tussen een agrarisch perceel waarop gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt en de plattelandswoning goed. Zij hecht daarbij aan het feit dat een plattelandswoning een lager beschermingsniveau toekomt, dat op grond van het Activiteitenbesluit driftreducerende technieken moeten worden toegepast en een teeltvrije zone moet worden aangehouden.
??Ik vraag me af hoe deze uitspraak zich verhoudt tot alle uitspraken van de Afdeling over het vereiste locatiespecifieke onderzoek bij verkorting van de vaste afstand van 50 meter. Dat onderzoek lijkt in het onderhavige geval te ontbreken. Verder vraag ik mij af hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de recent door de Afdeling geuite twijfels over – kort gezegd – de wetenschappelijke beoordeling van spuitvrije zones in het kader van een goede ruimtelijke ordening (zie o.a. ECLI:NL:RVS:2022:3023 en ECLI:NL:RVS:2023:2959).
Update februari
Bestaande woningen dicht(er)bij agrarisch perceel waarom gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt (toch?) niet doorslaggevend bij toestaan nieuwe woning.
In onderstaand blog plaatste ik vraagtekens bij een overweging van de Afdeling over – kort gezegd – het gebruik was gewasbeschermingsmiddelen nabij een nieuw voorziene (plattelands)woning.
De Afdeling overwoog in die uitspraak dat nu op een naburig perceel al een woning aanwezig was, de agrariër bij het gebruik van gewasbeschemingsmiddelen al rekening moest houden met het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woning. Daarmee zou niet aannemelijk zijn dat bij de nieuwe woning geen sprake zou zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In een (vovo) uitspraak van vandaag (21-12) overwoog de voorzieningenrechter van de Afdeling ter zake van een soortgelijk betoog geheel anders (en volgens mij in lijn met eerdere rechtspraak én wet- en regelgeving):
“Dat er in de bestaande situatie al gevoelige functies op en dicht bij het perceel aanwezig zijn, betekent niet dat de raad bij de vaststelling van het plan niet meer hoeft te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in woningbouw dicht bij een agrarisch perceel.”.
Update januari
De Afdeling oordeelt in een uitspraak van vandaag dat het EFSA-model ook na nadere onderbouwing niet valt aan te merken als een algemeen wetenschappelijk aanvaard model waarmee in het kader van de ruimtelijke ordening afstanden voor aanvaardbare spuitvrije zones kunnen worden bepaald.
De Afdeling overweegt (onder meer) dat het feit dat de gewasbeschermingsmiddelen al op veiligheid zijn beoordeeld bij de toelating tot de Europese markt, onverlet laat dat op dit moment geen wetenschappelijke informatie beschikbaar is waarmee mogelijke risico’s voor kinderen onder 1 jaar en zwangeren en door cumulatie en drift in beeld kunnen worden gebracht en op verantwoorde wijze kunnen worden meegenomen bij het bepalen van een aanvaardbare afstand. Deze overweging sluit m.i. goed aan bij de recente kritieken op deze toelatingsprocedure (zie o.a. Rb. Noord-Nederland 12 juni 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2333, Hof Arnhem-Leeuwarden 10 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:6083 en de conclusie van AG L. Medina van 28 september 2023).
Het EFSA-model wordt – in lijn met eerdere rechtspraak – nog altijd niet bruikbaar geacht om een kortere afstand (dan 50m) te onderbouwen. Een andere wetenschappelijke onderbouwing lijkt daarvoor op dit moment ook niet beschikbaar.