Verhouding 13b Opiumwet-besluit en strafrechtelijke vrijspraak zelfde feitencomplex
Op woensdag 8 mei deed de Afdeling een mooie uitspraak over de verhouding tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures die berustten op hetzelfde feitencomplex.
De burgemeester van Zwolle had o.g.v. 13b Opiumwet een LOB opgelegd aan een (illegale) growshop-exploitant, op grond waarvan de exploitant zijn assortiment moest aanpassen door o.a. geen goederen meer te koop aan te bieden, af te leveren, te verstrekken, bestemd voor de productie van drugs (zgn. voorbereidingshandelingen ex 11a Opiumwet). Bij niet-naleving van de last zou het pand worden gesloten.
Intussen had de politierechter de exploitant (onherroepelijk) vrijgesproken van overtreding van 11a Opiumwet. De vrijspraak berustte op hetzelfde feitencomplex als de LOB!
De exploitant betoogde dat door de vrijspraak, de burgemeester geen last had mogen opleggen. Hij beriep zich op de onschuldpresumptie (6 lid 2 EVRM). Volgens hem schond de burgemeester deze omdat in de last een oordeel werd gegeven over zijn schuld aan een strafbaar feit waarvan hij was vrijgesproken.
De Afdeling legt uit dat de onschuldpresumptie zich niet beperkt tot strafrechtelijke procedures, maar zich kán uitstrekken tot een bestuursrechtelijke procedure als geschilpunten in die procedure samenhangen met een strafzaak. Dit kan zich voordoen tijdens, maar ook na het staken van een strafrechtelijke procedure of na een vrijspraak (zie eerder ECLI:NL:RVS:2015:331).
Bij zo’n samenhang staat een vrijspraak er op zichzelf niet aan in de weg dat in een latere bestuursrechtelijke procedure, gedragingen waarvan de betrokkene is vrijgesproken, toch voldoende aannemelijk worden geacht. Dit kan zo zijn vanwege minder strenge bewijsregels of aanvullend bewijs, aldus de Afdeling (zie ook Hoge Raad ECLI:NL:HR:2017:958).
Een voorwaarde is wel dat bestuursorganen door hun optreden of bewoording geen twijfel doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak.
De Afdeling volgt de exploitant niet.
Weliswaar ziet de Afdeling samenhang tussen de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke procedure, omdat hetgeen waarvan de exploitant is vrijgesproken gebaseerd is op feiten die ook hebben geleid tot de last onder bestuursdwang, maar de burgemeester mocht tot een andere conclusie komen. Zijn besluit was namelijk deels gebaseerd op informatie waarover de politierechter niet beschikte. In een politierapport was onderbouwd dat het geconstateerde geschikt was voor grootschalige hennepteelt, terwijl de vrijspraak berustte op het ontbreken van die onderbouwing.
Aldus was volgens de Afdeling geen twijfel geuit over de juistheid van de vrijspraak in de strafzaak. Geen strijd met de onschuldpresumptie dus!
De uitspraak onderstreept dat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies losstaan van elkaar, maar elkaar wel moeten “respecteren”. Ondanks een vrijspraak kan in dezelfde zaak bestuursrechtelijk toch worden gehandhaafd. In de daarbij gehanteerde bewoording mag echter het bestuursorgaan geen twijfel uiten over het oordeel van de strafrechter.
Stel je vragen aan onze specialisten
Wil je meer weten over de praktische implicaties van deze uitspraak of sparren over een andere casus?