Wet Bibob
Veelgestelde vragen
De Wet Bibob kent een strenge geheimhoudingsplicht. Informatie uit het eigen Bibob-onderzoek en informatie uit het advies van het Landelijk Bureau Bibob mag enkel gedeeld worden met derden als hiervoor een grondslag in de Wet Bibob te vinden is. Zo mag een burgemeester een advies van het Landelijk Bureau Bibob delen met een vergunning aanvrager als de burgemeester het voornemen heeft om de vergunningaanvraag te weigeren op basis van het advies. Het verkrijgen van Bibob-informatie van andere overheden is alleen mogelijk als uit een bericht van het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat die andere overheid een Bibob-onderzoek heeft verricht naar dezelfde (rechts)persoon, als het andere bestuursorgaan een zogenaamde ‘Bibob-tip’ heeft gegeven of in RIEC-verband.
De Wet Bibob is van toepassing op alle aanbestedingen van overheidsopdrachten, dus ook als deze binnen de Wmo en de Jeugdwet plaatsvinden. Ook is de Wet Bibob van toepassing op zogenaamde (semi)open house- of toelatingsprocedures binnen de Wmo en de Jeugdwet. Bij deze procedures stelt de gemeente bepaalde eisen aan zorgaanbieder, bijvoorbeeld wat betreft prijs, certificering en opleiding van het personeel. Aanbieders kunnen zich dan melden bij de gemeente. De gemeente toetst of een aanbieder aan de eisen voldoet en cliënten maken zelf hun keuze uit door de gemeente toegelaten aanbieders. Bij het al dan niet accepteren van een aanbieder, kan de gemeente ook een Bibob-toets verrichten.
Bij het eigen Bibob-onderzoek zal de overheid in ieder geval door een betrokkene, bijvoorbeeld de vergunningaanvrager, een Bibob-vragenformulier moeten laten invullen. Daarnaast zal de overheid van de betrokkene politie-informatie opvragen en van de betrokkene en bepaalde relaties van de betrokkene justitiële informatie opvragen. De overheid heeft nog meer bevoegdheden bij het verrichten van een Bibob-onderzoek, zoals het raadplegen van het Bibob-register van het LLB en het opvragen van vergrijpboetes bij de Belastingdienst.
De rechter toetst of een Bibob-besluit evenredig is. Hierbij toetst de rechter aan de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid. Bij de noodzakelijkheid gaat het erom of het besluit noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken of dat ook met een minder ingrijpend besluit zou kunnen worden volstaan. Hierbij speelt bijvoorbeeld bij de a-grond van de Wet Bibob de grootte en relevantie van het verkregen voordeel een rol en bij de b-grond de aard en ernst van de strafbare feiten. Bij de evenwichtigheid is het de vraag of de maatvoering van het besluit, evenredig is met de gevolgen van het besluit voor de betrokkene. Daarom moet het bestuursorganen goed kijken naar wat deze gevolgen in de praktijk voor de betrokkene betekenen.
Vragen over Wet Bibob? Neem contact met ons op.