• Home |
  • Kennis |
  • Dwangsom. Matiging invorderingsbedrag vanwege maximale aflossingscapaciteit en psychiatrische achtergrond. (AB 2021/29)

Dwangsom. Matiging invorderingsbedrag vanwege maximale aflossingscapaciteit en psychiatrische achtergrond. (AB 2021/29)

Matiging invorderingsbedrag vanwege maximale aflossingscapaciteit en psychiatrische achtergrond

Matiging invorderingsbedrag vanwege maximale aflossingscapaciteit en psychiatrische achtergrond.

Verweerder is bij de invordering uitgegaan van een bedrag ter hoogte van € 2.400, waarbij appellant twee jaar lang € 100 per maand zou moeten betalen. Hiermee is volgens verweerder reeds rekening gehouden met de financiële en psychische problematiek van appellant. Appellant heeft in bezwaar een verklaring van zijn bewindvoerder van 15 april 2020 overgelegd waaruit blijkt dat hij een aflossingscapaciteit van maximaal € 51 per maand heeft en dat in december 2020 de gemeentelijke schuldsanering zal eindigen waarna appellant schuldenvrij zou zijn. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat het met het oog op de psychische en financiële omstandigheden van appellant verstandig zou zijn om ofwel van de hele invordering af te zien, ofwel het invorderingsbedrag naar € 1.224 te matigen, zodat appellant in staat is om het bedrag in twee jaar te betalen.

Het College is van oordeel dat verweerder in het bestreden invorderingsbesluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de financiële draagkracht van appellant nu evident is dat appellant gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de opgelegde dwangsom van € 2.400 volledig te betalen gedurende de termijn van twee jaar waarvan verweerder is uitgegaan. Verweerder heeft niet weersproken dat de maximale aflossingscapaciteit van appellant € 51 per maand bedraagt. Bij het voorgaande komt nog dat de psychiatrische achtergrond van appellant, zoals deze naar voren komt in de door hem overgelegde verklaringen van de behandelend psychiater van 13 november 2019 en van 10 augustus 2020, meebrengt dat een nieuwe financiële beperking extra zwaar voor appellant zal wegen en zijn behandeling en herstel niet ten goede zal komen. Het College is gelet op het voorgaande van oordeel dat een verdere matiging van de dwangsom in dit specifieke geval op zijn plaats is. Het College zal daarom de hoogte van het in te vorderen bedrag vaststellen op € 1.224, waarbij appellant twee jaar lang iedere maand € 51 dient te betalen.

CBb 20 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:2020:745